Opkomst en ondergang van Jonestown (2008)

Amerika is een domineesland. Nederland was dat vroeger ook, maar sinds Ter Braak in 1931 het essay ‘Afscheid van domineesland’ publiceerde, heeft de secularisering zich hier stevig doorgezet, ook al poogt menige subtiele socioloog dat onweerlegbare feit te nuanceren. Toen Nederland nog een domineesland was, verweten we Amerika dat het een materialistisch, platvloers, goddeloos land was. Nu Nederland geen domineesland meer is, verwijten we Amerika dat het een land is waar dominees een veel te grote rol spelen, zowel in het dagelijks leven als in de politiek. Als Amerika niet lijkt op Nederland, dan moet er wel iets mis zijn met Amerika.

Dat Amerika een domineesland is, hoeft op zich natuurlijk nog geen reden te zijn om dat land, zoals Ter Braak het noemde, ‘af te wijzen’. Het hangt er maar van af wat voor dominees er de dienst uitmaken. In Nederland bestaat het idee dat Amerikaanse dominees griezelig conservatieve mannen zijn, voortdurend prekend over de apocalyps, door en door racistisch en in politiek opzicht sympathiserend met de uiterste rechtervleugel. Dat is erg overdreven. Er zijn ook in de Verenigde Staten heel veel dominees die de kansel gebruiken om zich uit te spreken tegen racisme, tegen grote inkomensverschillen en ook tegen de oorlog in Irak. De beroemdste dominee van de VS, Martin Luther King, was een zeer vooruitstrevend man, wat de Amerikanen niet belet om hem tot op de dag van vandaag te zien als één van hun grootste landgenoten. Ik schrijf deze woorden op 21 januari: terwijl in Europa de koersen naar beneden duiken, blijft de Dow Jones index onbeweeglijk, want vandaag vieren ze in de Verenigde Staten Martin Luther King Day en dan moet zelfs Wall Street even zwijgen.

The reverend James Warren Jones (1931-1978) was een Amerikaanse progressieve dominee, iemand die geen gelegenheid voorbij liet gaan om zijn linkse meningen te laten horen. Vanaf 1964 was hij predikant in Indianapolis en daar was men niet erg gecharmeerd van zijn felle antiracisme. Jim Jones en zijn vrouw Marceline, die zelf blank waren, beleden hun afkeer van het racisme niet alleen in theorie; ze adopteerden ook twee kinderen met een gekleurde huid, en dat viel slecht in Indianapolis, waar in de jaren zestig rassendiscriminatie voor veel mensen nog vanzelfsprekend was. Wikipedia meldt dat ze het eerste blanke echtpaar waren in de staat Indiana dat een ‘African American Child’ adopteerde. Jones hield het niet vol temidden van zoveel vijandigheid en begon een nieuwe religieuze gemeenschap in Redwood Valley, California. Ook hier preekte de linkse dominee over de gelijkheid tussen de rassen en meer en meer ging hij ook fulmineren tegen de grote verschillen tussen rijk en arm. Hij pleitte voor wat hij noemde apostolic socialism.

De kerk van Jones groeide snel, er kwamen veel zwarte kerkgangers bij, de dominee was heel populair bij jongeren, maar opvallend genoeg trok hij ook veel ouderen. Zijn diensten hadden die typisch Amerikaanse wildheid die wij associeren met de pinkstergemeente: swingend zingen, vrolijk dansen, spreken in tongen en zo nu en dan een miraculeuze genezing. Over het algemeen hebben witte Nederlanders daar niet zo veel mee op, maar in Amerika is die effervescence collective minder uitzonderlijk, zoals degenen weten die de indrukwekkende Amerikaanse film Jesus Camp (warm aanbevolen) hebben gezien.

Jones was the right man at the right place. Juist toen hij in Californie aankwam, toverden de hippies San Francisco om tot the City of Love; de beweging tegen de oorlog in Vietnam, waarmee Jones het natuurlijk helemaal eens was, kwam op gang; de strijd tegen de discriminatie kreeg een nieuwe impuls. In San Francisco werd door linkse activisten gezegd: als je mensen nodig hebt voor een demonstratie, is een telefoontje naar de kerk van Jones voldoende. Niet alleen heb je al snel een paar honderd demonstranten bij elkaar, je hebt dan ook een groep die prachtig oogt in het TV-journaal: mannen en vrouwen, ouderen en jongeren, blanken en zwarten.Wanneer linkse politici in San Francisco campagne voerden, zorgden ze ervoor dat ze met Jim Jones op de foto kwamen; dat leverde stemmen op.

Maar de kerk van Jones kwam ook nu weer onder vuur te liggen. Er waren beschuldigingen van belastingontduiking en van ongewenste intimiteiten door de dominee. Jones trok de conclusie dat de religieuze gemeenschap waarvan hij droomde niet op Amerikaanse bodem kon worden gerealiseerd. (Zijn tegenstanders zeggen: de grond werd hem te heet onder de voeten.) Met negenhonderd aanhangers reisde hij in 1977 naar Guyana en daar, midden in de jungle, verrees een self supporting landbouwgemeenschap, die natuurlijk de naam droeg van de visionaire stichter: Jonestown. Hier zou the People’s Temple, zoals de gemeenschap nu heette, bewijzen dat het mogelijk was om een samenleving te laten functioneren, die niet werd ontsierd door racisme en die was gebaseerd op principes van gelijkheid, godsdienstigheid en socialisme.

Over deze utopische gemeenschap is door de regisseur Stanley Nelsen een film gemaakt, die op 2 januari 2008 werd uitgezonden door de VPRO: Jonestown, the Life and Death of Peoples Temple, uitgebracht in de Amerikaanse bioskopen in het voorjaar van 2006. Ik heb die film gezien en mij overkwam iets wat me niet vaak gebeurt: ik kon er na afloop letterlijk niet van slapen. De film vertelt het verhaal van Jones zoals ik het hierboven heb beschreven, maar met veel meer details en aan de hand van interviews. Kijkend naar de eerste helft van die film weet je al dat er iets verschrikkelijks staat te gebeuren, maar dat verhaal ontwikkelt zich pas in het laatste half uur van deze schitterende documentaire.

Familieleden van degenen die waren vertrokken raakten verontrust door berichten die ze uit Guyana ontvingen. Het zou die bewoners van Jonestown, die wilden terugkeren naar de VS, onmogelijk worden gemaakt om de gemeenschap te verlaten. Degenen die de regels overtraden zouden zwaar worden mishandeld. Het kamp zou worden bewaakt door gewapend personeel. Zoals dat gaat in Amerika werd een senator benaderd met het verzoek om zijn politieke gewicht in te zetten en een onderzoek te entameren. De man die voor deze kwestie werd gevraagd was US Congressman Leo Ryan, vertegenwoordiger voor Californië en dat was een man die, zoals het in de film wordt gezegd, ‘didn’t take no for an answer’. Nadat hij eerst een poos aan het lijntje was gehouden, besloot hij om een vliegtuig te huren en met een delegatie journalisten zelf een bezoek te brengen aan de gemeenschap in Guyana om daar met eigen ogen vast te stellen wat er nou eigenlijk waar was van al die spookverhalen. In de documentaire zie je de senator door het kamp lopen, praten met de bewoners, lachen, handen schudden. Aan het eind van vrijdag, 17 november 1978, de laatste dag van het bezoek, spreekt Ryan door een microfoon de in de aula (het paviljoen) bijeengestroomde gemeenschap toe, zoals de voorzitter van de visitatiecommissie sociologie dat ook doet aan het einde van het visitatiebezoek. Hij zegt: ‘Ik heb met veel mensen gesproken, er is natuurlijk wel kritiek, but whatever the comments are, there are some people here who believe that this is the best thing that happened to them in their whole life.’ De aanwezigen barsten uit in een luid opgelucht gejuich en applaus, er klinkt aanstekelijke jaren zeventig soulmuziek en er wordt gedanst. Je kijkt naar die beelden met een glimlach op de lippen: zo ziet oprecht idealisme er dus uit in zijn lieflijkste vorm. Stralende zwarte omaatjes, kleine kinderen die dansen, een mooie moeder met een prachtige baby op schoot… Ik moet eerlijk bekennen dat ik dit stukje van de film nu al vele malen heb bekeken. Want al deze mensen – de senator, de journalisten, de oude dametjes, de spelende kinderen, de aantrekkelijke jonge moeders en ook Jim Jones zelf… vier en twintig uur later waren ze allemaal dood.

De volgende ochtend, 18 november1978, stopten enkele bewoners van Jonestown stiekem briefjes in de jaszak van de senator waarop stond dat ze mee terug wilden vliegen naar Amerika, dat ze hier eigenlijk gevangen werden gehouden. De senator sprak erover met Jim Jones, de sfeer werd met het uur grimmiger, Ryan werd plotseling aangevallen door een man met een mes, hij verliet het kamp met bebloed overhemd, de delegatie trok zich terug bij het vliegtuig en was van plan om hals over kop te vertrekken, maar toen, plotseling, werd het vuur op ze geopend. De senator, vier journalisten en iemand die het kamp wilde onvluchten, werden doodgeschoten. Enkele uren later vertelde Jones aan de snel opgetrommelde leden van zijn gemeenschap dat de Verenigde Staten op een verschrikkelijke manier wraak zouden komen nemen en dat nu het moment was aangebroken om waardig afscheid te nemen en de laatste reis collectief te aanvaarden. Alle leden van de groep moesten zelfmoord plegen, ‘revolutionary suicide’ zoals hij het noemde. Er bleek een grote hoeveelheid vergif klaar te liggen om dit mogelijk te maken. De ouders moesten hun eigen kinderen het gif toedienen en hun stervende kinderen bijstaan; daarna moesten ze zichzelf het leven benemen. Sommigen deden dat vrijwillig, anderen poogden te vluchten, maar zij werden doodgeschoten door de gewapende bewakers of ze kregen het gif onder dwang ingespoten. Het handjevol dat erin slaagde om aan deze hel te ontsnappen kan het in de documentaire nog navertellen. Onder de 909 mensen die stierven waren 276 kinderen. Sommigen noemen het collectieve zelfdoding, maar veel geinterviewden noemen het massamoord.Van dit alles zijn geen beelden, maar in de documentaire hoor je een geluidsband waarop deze eindscene van begin tot eind is vastgelegd. Huilende kinderen, bloedstollend gegil van babies in hun doodsstrijd, en daar overheen de bezwerende stem van dominee Jones: ‘There’s nothing to death. (…) It’s just stepping over to another plane. Don’t be this way. Stop this hysterics. This is not the way for people who are Socialists or Communists to die. No way for us to die. We must die with some dignity.(…) Mother, Mother, Mother, Mother, Mother, please. Mother, please, please, please. Don’t. Don’t do this. Don’t do this. Lay down your life with your child.’

Amerika is een domineesland. Het is een geruststellend idee dat veel van die Amerikaanse dominees heel erg antiracistisch zijn, politiek links en fel gekant tegen de oorlog. Zolang Amerika nog wordt bevolkt door een flink aantal van zulke progressieve predikanten hoeven we niet bevreesd te zijn voor de ondergang van het ochtendland. Or should we?

‘Opkomst en ondergang van Jonestown: een Amerikaans verhaal’. In: Sociologisch Mokum, themanummer: De Rise & Fall van de VS. Jaargang 11 (2007-2008), nummer 3. januari 2008. pp. 42-43. Herdrukt in: Bart van Heerikhuizen, Multoblaadjes. Diemen: AMB, 2013. pp. 104-109.