Berichten

Toblerone. Over de moeilijke studiekeuze (2013)

Kiezen doet pijn, maar vaak zie je dat er niet meteen aan af. Wat is er nu leuker dan het spreekwoordelijke kind in de snoepwinkel, geconfronteerd met een embarras du choix. Alles is nog mogelijk, al die heerlijkheden liggen binnen bereik; de zesjarige houdt een biljet van vijf Euro in haar handje. Ze kan de chocolade molentjes kiezen, maar ook de fel gekleurde zuurtjes. Over haar toeren van plezier holt ze door de winkel, niets is leuker dan kiezen, zou je denken als je haar zo bezig ziet. Maar dan kijk je toch niet goed. Want dit is het plezier dat vooraf gaat aan de keuze, het genot van het nog niet gekozen hebben. Op het moment dat de keuze eenmaal valt, onherroepelijk, als het mes van de guillotine, sijpelt al het plezier weg. Vlak voordat ze koos, had de vrolijke kleuter nog de kans om een plastic zak met heel veel marsjes en nutsjes te pakken. Vlak nadat ze heeft gekozen is die fleurige plastic zak nog altijd beschikbaar, want ze heeft hem uiteindelijk ingeruild tegen haar verfrommelde briefje van vijf, maar al het andere in de winkel is als bij toverslag verdwenen uit haar universum van mogelijkheden; de hele snoepafdeling toont grijnzend rijen schappen vol gemiste kansen; weg zijn de engelse dropjes, de chocoladebeestjes zullen door een ander worden opgegeten, verloren zijn de gummiebeertjes en vooral: voorbij, voorbij, voorbij is die enorme driehoekige toblerone, waarover ze tot op het laatste moment haar begerige blik liet gaan. Wie kiest voor A, raakt heel veel kwijt: B, C, D en ook nog eens E tot en met Z. Kiezen is geconfronteerd worden met het verglijden van de tijd, de begrensheid van het bestaan, de eindigheid. Of om nog eens Bloem te citeren:

‘Want ik zag door een keuze verloren,

Ieder ander verlokkend bestaan.’

Aan deze tragiek word ik elk jaar herinnerd op die schijnbaar zo vrolijke dagen wanneer de aspirant studenten de hogeschool, de universiteit of het University College betreden om zich te laten voorlichten over hun studie-mogelijkheden. De sfeer is feestelijk, elke instelling, elke studierichting poogt hen te verlokken en te verleiden. Maar zij wéten het en de meegekomen ouders weten het ook: het gaat hier vooral om het wégstrepen van aantrekkelijke opties. Ondanks de veelkleurige ballonnetjes, de opgeruimde voorlichters, de feestelijke informatiemarkt, de gratis koffie, stemt zo’n bijeenkomst mij melancholiek..

Zes jaar duurt het vwo, tenminste als je nooit bent blijven zitten, zes jaar lang spiegelen ouders en docenten de leerlingen al het moois voor dat volgt op het behalen van het eindexamen. Haal nou eerst dat examen, zeggen ze en daarmee suggereren ze: daarna zullen we je niet meer aan je kop zeuren, daarna doe je lekker waar je zin in hebt. Wat natuurlijk niet waar is. Over een paar jaar zeggen ze: haal nou eerst je bachelor en maak daarna die wereldreis. En hebben ze het bachelordiploma, dan zeggen de ouders: haal nou toch even in een jaartje dat masterdiploma, want een bachelor zonder master is echt helemaal niks meer waard op de huidige arbeidsmarkt. Ik zeg dat zelf ook tegen mijn studenten en ik heb zulke zinnen natuurlijk ook uitgesproken tegen mijn eigen kinderen.

Gedurende die zes jaar op de middelbare school lokte het latere leven als de snoepwinkel van zoëven. In de vierde of vijfde klas denkt de scholier: misschien breek ik wel door met mijn hiphop-bandje, misschien programmeer ik het spelletje dat een wereldsucces wordt, ik kan rechten gaan studeren, ik word dierenarts, ik ga een dikke roman schrijven, ik ga na mijn eindexamen meteen voor het grote geld, ik wil snel binnenlopen. Alles is mogelijk. Maar op die vrolijke informatiemarkten komen de bezoekers er achter dat er gekózen moet worden, dat het niet allemaal tegelijk kan, dat je voor de zak met marsjes de toblerone moet opofferen.

De keuzes die zo’n 18-jarige moet maken zijn tegenwoordig veel complexer dan vroeger. De keuze tussen sociologie en antropologie is een heel andere dan de keuze tussen politicologie en algemene sociale wetenschappen – die alternatieven zijn van een andere orde. Kiezen tussen psychologie en economie is iets anders dan kiezen tussen monodisciplinair en interdisciplinair.

En daar gaan nog andere moeilijke keuzes aan vooraf op weer heel andere niveau’s. Kies je voor een HBO-opleiding of voor een academische opleiding, kies je voor een reguliere universiteit of voor één van die nu in de media veel geprezen university colleges, kies je voor een campusuniversiteit of niet, kies je voor Rotterdam of Amsterdam. En om bij het begin te beginnen: op grond waarvan besluit je om door te gaan met leren en niet na achttien jaar een baan te gaan zoeken? En als je toch weer naar de schoolbanken gaat, kies je dan voor de wetenschap of voor de kunst? Aan het eind van het cursusjaar 2011-2012 verloor ik een veelbelovende studente die tijdens haar propedeuse alleen maar achten en negens haalde; ze vertrok naar de theaterschool in Maasticht. Ze was zo bevlogen, zo actief in de opleidingscommissie, zo’n zonnetje in de koffiekamer, ze schreef zulke knappe papers, hier ging een talent verloren voor de sociale wetenschappen. Ik heb een paar keer met haar na afloop van mijn college in het café gezeten; dat is geen gewoonte van me, maar deze Belle van Heerikhuizen trok ik een beetje voor, want ze is mijn nichtje. Als haar docent en als haar oom heb ik haar nooit afgeraden om te kiezen voor de kunst. In 2011 werd ze nét niet aangenomen in Maastricht, maar in 2012 lukte het haar wel. Mijn prachtige vak bleek dus haar pauzejaartje te zijn geweest. Laatst zag ik haar in een proef-voorstelling en ja, hier stond een dame die precies wist waarvoor ze koos. Max Weber formuleerde het romantisch in zijn beroemde artikel Wissenschaft als Beruf: iedereen moet zijn eigen daemon volgen. Mijn nichtje Belle volgt het theaterbeest in zichzelf.

Stel dat de vwo-student in kwestie zeker weet dat hij of zij door wil gaan met het volgen van een academische studie, dan is een van de volgende vragen: wordt het een University College. En dan is al meteen het grote probleem dat deze rational actor absoluut geen transparant inzicht heeft in wat die onderwijs-instellingen te bieden hebben. Om te kunnen kiezen voor Amsterdam University College, zou je er eigenlijk een paar maanden moeten verblijven om uit te vinden of je wel geschikt bent voor het campusleven waarbij je dag en nacht door mede-studenten omringd bent, of je de druk aan kunt van te leven tussen studenten die allemaal streven naar excellence en brilliance, of je het wel leuk vindt om Engels te moeten spreken, twenty four seven. En dan is er nog een heel andere vraag: is zo’n bachelor in liberal arts and sciences wel wat het beste bij jou past. Hoe is zo’n keus in vredesnaam te maken? Het enige waar je misschien op zou moeten vertrouwen is het zogenaamde gut feeling. Je loopt rond in de hal van de Oude Manhuis Poort, je drinkt een kopje koffie, kijkt naar de studenten en je denkt: dit klopt, hier voelt het goed, dit is mijn plek. Geen erg rationele keuze, maar misschien wel de best mogelijke.

In de afgelopen veertig jaar heb ik vaak als voorlichter voor de afdeling sociologie, ook een keer voor algemene sociale wetenschappen en ook voor het Amsterdam University College, op mogen treden op zo’n feestelijke open dag. Ik heb zulke dagen van karakter zien veranderen. In het begin was de voorlichting degelijk, maar vaak ook saai. Het aantal belangstellenden was klein, vergeleken met de afgelopen jaren, er kwamen, als ik het me goed herinner, helemaal geen ouders mee, de sfeer was intiemer en de informatie was zakelijk. De studie-adviseur, toen vaak de spil van de voorlichting, vertelde hoe het studieprogramma in elkaar zat. In de jaren daarna werd het alsmaar feestelijker, gelikter, propagandistischer, commercieler. Zo tussen 1995 en 2005 vond ik de voorlichtingen zo over the top dat ik er met frisse tegenzin naar toe ging. De marketingslogans, de hippe tekeningetjes en photoshop plaatjes in glanzende folders, de slimme powerpointpresentaties, het was mij allemaal te ver verwijderd van de dagelijkse onderwijspraktijk. In die tijd werd ik een beetje een dwarse voorlichter, die vooral zei: jongens verkijk je niet op die slicke foldertjes, als wij jullie hier eenmaal hebben binnengelokt, ontpoppen we ons als slavendrijvers. Maar de laatste jaren zie ik met plezier de terugkeer naar sobere degelijkheid. Men hoort nu vaak een voorlichter zeggen: wij vertellen hier het eerlijke verhaal. Je moet hard werken, snel door de studie heen, geen tijd voor bijbaantjes, het is niet anders. De toon en de stijl zijn in de laatste decennia ook anderszins veranderd. In de collegezaal en ook op de voorlichtingen wordt bij voorbeeld veel sneller getutoyeerd. De leerlingen spreken me bij de voorlichting allemaal met U aan, maar de ouders beginnen meteen te jijen en te jouwen, waarbij ik soms wel eens de indruk krijg dat ze dat doen om stoer te lijken in de ogen van hun kinderen. Tegen deze bekende socioloog durf ik zomaar te zeggen: goh Bart, dat was een verdomd goed praatje wat je daar hield, klasse, man. Vanuit mijn ooghoek zie ik nog net een dochtertje dat zich walgend afwendt.

Maar sinds kort is er een nieuw probleem. We leven al vijf jaar onder de onweerswolken van een zware economische crisis. Eerlijk gezegd hebben we daar aan de UvA nog niet zo veel van gemerkt, maar dat is nu ineens snel aan het veranderen. Het is eigenlijk pas sinds een jaar dat we moeten vaststellen: onze afstudeerders vinden geen baan. Aleid Truijens heeft daar een prachtige column aan gewijd. Eindelijk betreedt de jonge geleerde de arbeidsmarkt, eindelijk zullen al die jaren van studeren en investeren, al dat derven zoals Bloem het zou noemen, hun rendement gaan opleveren in de vorm van een prettige en goed betaalde baan en dan blijkt dat de afgestudeerden juist de markt betreden op het moment dat die op slot gaat. Dat is niet alleen heel zuur voor die ambitieuze jonge mensen, het is ook vreselijk voor die ouders, die 25 jaar lang hebben gestimuleerd en gemotiveerd en gezwaaid met de beloning van de aangename en goed betaalde baan aan het einde van de weg. Die ouders die 25 jaar lang zo hard achter hun kroost aan joegen, die ze in de moeilijke puberjaren op koers hebben weten te houden, die ze nu afleveren aan de participatiemaatschappij met een prachtige master, een scriptie met een mooi cijfer in een moeilijk vak, die zijn minstens zo diep teleurgesteld als hun kinderen, wanneer er voorlopig geen baan in blijkt te zitten. En dat zien de jongere broertjes en zusjes ook die naar de voorlichtingsdagen komen en daar met grote scepsis luisteren naar verouderde verhalen over de werkgelegenheid na het voltooien van de studie. Ze zien bij hun oudere zus waar al dat studeren echt toe leidt: hou in vredesnaam je studentenbaantje bij de ethos nog maar even vast, zo lang er niks beters voorbij komt.

Twintig jaar geleden zei ik tegen een twijfelende student die niet wist of hij moest kiezen voor filosofie of voor sociologie: doe wat je hart je ingeeft, bekijk het eens een jaartje, en als je aan het einde van het jaar merkt dat je de foute keuze hebt gemaakt, geeft niks, stap over naar de studie die blijkbaar toch beter bij je past. Een jaartje sociologie studeren voordat je aan filosofie begint is helemaal niet slecht. Tien jaar geleden was dat een advies dat ik niet meer gaf. Maar als tien jaar geleden een middelbare scholier tegen me zei dat zij twijfelde tussen culturele antropologie en sociologie, dan zei ik nog wel: het doet er niet toe wat je kiest, met een propedeuse antropologie kun je zonder tijd te verliezen instromen bij sociologie, mits je je zomervakantie opoffert aan een paar zware inhaalprogramma’s en andersom ook. Dat zeg ik nu niet meer, want het is niet meer waar: wie begint aan antropologie en na een jaar naar sociologie wil, moet het hele jaar over doen, de bruggen tussen die verwante disciplines zijn opgetrokken.

Scholieren die nu voor hun studiekeuze staan wordt gezegd dat ze enorm moeten oppassen dat ze niet verkeerd kiezen, want één foute afslag kan ze veel geld kosten. Ze moeten meteen trefzeker de perfecte keuze maken. Maar dat kunnen ze nog niet, want ten eerste weten ze nog niet goed wat al die vakken precies inhouden en ten tweede zijn ze nog aan het piekeren over wat ze zelf eigenlijk willen.

25 jaar geleden zei ik tegen studenten: laat je niet te veel leiden door de vraag of je met de studie in kwestie later een goed betalende baan op de arbeidsmarkt kunt vinden. Doe wat je hart je ingeeft, geniet van je studiejaren, die arbeidsmarkt is van later zorg. Ook dat heb ik de afgelopen jaren niet meer tegen scholieren gezegd. Ik vrees dat het in het huidige tijdsgewricht slechte raad is, hoewel ik dat niet zeker weet. Nu zeg ik tegen de twijfelaars: denk goed na over de vraag wat je over vijf jaar, over tien jaar graag voor werk zou willen doen, vraag je af in welke baan je gelukkig zou kunnen worden. Maar als ik dat zeg zie ik menige scholier mij vertwijfeld aankijken: ze hebben daar nog geen idee van, ze vinden het al moeilijk genoeg om een keuze te maken voor de komende vijf jaar.

Een half jaar geleden ben ik door de Universiteit van Amsterdam met pensioen gestuurd; het simpele bereiken van de 65-jarige leeftijd is hier namelijk een geldige grond voor ontslag op staande voet. Ik geef nu dus ook die voorlichtingen niet meer op de open dagen. En heel eerlijk gezegd: dat stukje van mijn werk mis ik niet zo erg; het stemde me zo melancholiek…

Kiezen doet nu eenmaal pijn. Maar daar staat toch ook iets tegenover. Kiezen is ook het reduceren van complexiteit. De kleuter die de snoepwinkel uit komt met een grote zak marsjes is niet langer de stuiterende adhd-patient die besluiteloos door de winkel holde. Er is een keuze gemaakt, de rust is weergekeerd, het heerlijke snoepen kan nu een aanvang nemen. Zo vergaat het ook al die studenten die nog in maart of april wanhopig over de informatiemarkt liepen, die nog bleven twijfelen tot en met de zogenaamde check je keuze bijeenkomst. In september, op dit moment dus, zitten ze heel rustig in de collegezaal. Ze hebben hun keuze gemaakt, ze kunnen niet meer terugkrabbelen, nu maar eens kijken hoe het verder gaat. Eindelijk weten ze wie ze zijn, wat ze willen, waar hun weg de komende jaren heen voert. Maar soms, heel even, denken ze aan die geweldige driehoekige Toblerone.

‘Toblerone’. Lezing op het congres voor schooldecanen, getiteld: ‘Studiekeuze: mijn moeder wil het’. Aula van de Universiteit van Amsterdam, 19 september 2013