Berichten

Vrije wil. Sociologische kanttekeningen bij de denkbeelden van Dick Swaab. (2013)

1. De vragen over voluntarisme en determinisme die in Nederland, mede dank zij de boeken van Swaab en Lamme, onderdeel zijn geworden van een levendige discussie binnen en buiten de wetenschappen, resoneren met hoofd-thema’s in onze cultuur. In samenlevingen waar veel mensen ervan overtuigd zijn zelf hun lot te kunnen bepalen, is dit debat niet alleen intellectueel uitdagend; het zorgt ook voor heftige emoties en voor volle zalen.

De zaal zit vol; de organisatie moest uitwijken naar een grotere zaal, omdat de oorspronkelijke Crea-zaal zo veel mensen niet kon herbergen. Dit is een klein, maar veelbetekenend sociaal feit. Dick Swaab met Wij zijn ons brein en Victor Lamme met De vrije wil bestaat niet hebben kennelijk doel getroffen. Ik vermoed dat professor Swaab zelf vantevoren vast wel bedacht heeft dat zijn boek succesvol zou kunnen worden; het is immers kraakhelder geschreven, vrolijk polemisch, hier en daar columnistisch (bij voorbeeld waar hij tekeer gaat tegen de bokssport, waarvoor hij volgens mij veel respect verdient – een neuroloog die zijn preventie-taak heel ruim opvat) goed te volgen voor een breed publiek, maar toch… wat een enorme respons… Het gaat immers toch eigenlijk om tamelijk specialistische neurowetenschappelijke, filosofische, juridische, sociologische vraagstukken.

Het is niet zo gek dat mensen soms ook tamelijk heftig reageren op wetenschappelijke vondsten en overwegingen die er op wijzen dat wat bekend staat als de vrije wil niets anders is dan een illusie, al is het dan ook een hardnekkige illusie. Maar hierin verschillen typen samenlevingen wel van elkaar. In ons cultuurgebied hechten we veel betekenis aan de waardigheid, de onschendbaarheid, de beschermenswaardigheid van elke aparte individuele mens, die zijn eigen weg moet kunnen bepalen, die zijn eigen lot moet kunnen kiezen. Dit is een van de grondtonen in onze West-Europese beschavingen: de eenzame held in een pianoconcert van Beethoven, in een roman van Goethe, de eenzame held in een actiefilm met Sylvester Stallone, die het opneemt tegen het complete politie-apparaat en het hele leger van de Verenigde Staten, dat is een cultureel icoon. In zo’n klimaat komt het nieuws van Swaab als het ware harder aan. Vandaar dat de stellingen van Swaab niet alleen tot hoge oplagecijfers leiden, maar ook tot boze reacties, tot artikelen en boeken met contra-argumenten. Het zindert op het internet. En professor Swaab is er de man naar om van die ophef te genieten en zijn stellingen nog een beetje pesteriger aan te zetten. Met verve speelt hij de rol van de eenzame held in een wereld van misleide mensen en ook slechte mensen, een man die echt een vrije wil heeft en die met alle toegestande middelen strijdt voor waarheid en gerechtigheid, Rambo in de mensenwetenschappen.

2. De sociale figuraties die mensen, al samenlevend, met elkaar vormen, worden in veel mindere mate door die mensen beheerst dan ze menen; ze hebben minder controle op hun handelen dan ze zelf doorgaans denken. Dit inzicht loopt als een basso continuo door de sociologie, vanaf klassieke auteurs, zoals Emile Durkheim, tot modernere denkers als Norbert Elias. Voor veel niet-sociologen (bij voorbeeld politici die meeslepend spreken over ‘maakbaarheid’) is dit geen welkome boodschap. Dat verklaart iets van de weerstanden waarmee sociologen zich sinds de dagen van Durkheim geconfronteerd hebben gezien.

Swaab en Lamme maken deel uit van een groter gezelschap. De meeste mensen in deze zaal zullen waarschijnlijk wel weten dat de Franse socioloog Emile Durkheim in 1897 een baanbrekende studie publiceerde over suicide, zelfdoding. Maar wat veel minder bekend is, is dat zijn beroemde boek aan het einde kwam van een lange reeks minder bekende publicaties waarin de vraag werd gesteld hoe het mogelijk is dat de zelfmoordcijfers zich zo voorspelbaar ontwikkelen, terwijl er toch niets is dat zo individueel, zo persoonlijk, zo onsociaal lijkt als het besluit, vaak in diep isolement genomen, om een einde aan het eigen leven te maken. Dit is wat 19e eeuwse proto-criminologen (de zogenaamde ‘Moralstatistiker’), demografen en filosofen al een paar decennia vóór dat boek van Durkheim in de ban hield: als zelfmoord iets zo persoonlijks is, hoe kan het dan dat we aan het begin van het jaar al met verbazingwekkende precisie kunnen inschatten hoe veel mannen en hoe veel vrouwen, hoe veel gehuwden en hoe veel ongehuwden, hoe veel jongeren en hoe veel ouderen, hoe veel plattelanders en hoe veel stedelingen, hoe veel rijken en hoe veel armen zich het leven zullen benemen? En elk jaar komen onze prognoses ongelooflijk precies uit. We kennen hun namen niet, maar verder weten we wonderlijk veel over ze. Deze ontdekking leidde tot felle discussies over voluntarisme en determinisme, waarbij de sociologen het verwijt kregen dat ze individuele mensen zien als de willoze werktuigen van een soort Hegeliaanse Wereldgeest. En zo is het eigenlijk altijd gebleven. Sociologen wordt telkens weer verweten dat ze een overgesocialiseerd mensbeeld propageren, dat ze geloven dat mensen als een soort marionetten door het leven gaan, waarbij de samenleving aan de touwtjes trekt.

Eén van de favoriete uitwerkingen van professor Swaab, de kwestie van misdaad en bestraffing, werd in de jaren vijftig van de vorige eeuw gebruikt om sociologen de les te lezen. Sociologen zouden milde straffen voorstaan, omdat eigenlijk alle criminelen hele zielige slachtoffers zijn van het sociaal systeem die het ook niet kunnen helpen dat ze dingen doen, die volgens de wet verboden zijn. De visie van de sociologen is prachtig karikaturaal neergezet in het beroemde liedje Officer Kruppke uit de West Side Story op tekst van Stephen Sondheim en natuurlijk de muziek van Leonard Bernstein. U herinnert zich misschien nog een paar regels:

Yes, Officer Krupke, you’ re really a slob
This boy don’t need a doctor, just a good honest job
Society’s played him a terrible trick
Und sociologically he’s sick

En dan zingen de boefjes in koor:

We are sick, we are sick
We are sick, sick, sick
Like we’re sociologically sick

Dat werd in de tijd van West Side Story, eind jaren vijftig van de vorige eeuw gezien als het werk van sociologen: uitleggen dat de crimineel geen vrije wil had, het slachtoffer was van de samenleving en dus helemaal niet mocht worden gestraft. Wat sociologen als Willem Adriaan Bonger beweerden over de economische achtergronden van bepaalde vormen van criminaliteit was oneindig veel subtieler, maar dit was de ongenuanceerde reactie.

In zijn boek schrijft Swaab dat Ybo Buruma ongelijk heeft als die zegt dat je wel allerlei uitspraken kunt doen over grote groepen mensen, maar dat je niets voorspellends kunt zeggen over hoe dat uitpakt bij het individu, daarmee is Swaab het eens, maar, zegt Buruma dan, het zijn individuen die voor de rechter verschijnen en in zo’n individueel geval telt wat Swaab zegt niet meer mee. Daarmee is Swaab het heel erg oneens. En op precies hetzelfde punt zou elke socioloog het met hem eens zijn. Een Duitse man die in 1913 wordt geboren loopt een veel grotere kans om in 1942 gruwelen te begaan, dan een Duitse man die in 1942 is geboren. Dat is een sociologisch feit. Maar dat is geen reden om een man die in 1942 gruwelijke dingen heeft gedaan niet na 1945 voor het gerecht te brengen en een heel zware straf te geven, als het niet anders kan pas in 2013 als hij al honderd is. Je kunt niet zeggen: hij had de pech had dat hij net in dienst moest op het moment dat de nationaal socialisten Duitsland tot een helse sociale omgeving maakten. Begrip voor sociale omstandigheden is geen reden om niet te straffen, maar het is natuurlijk niet fout om begrip voor sociale omstandigheden te laten meewegen. Het omgekeerde geldt trouwens ook: ik ben iemand, die geen vlieg kwaad doet, maar dat komt ten dele doordat ik ben geboven in 1948 in het vreedzame Nederland.

De verleiding is groot om nu te zeggen: elke wetenschap die de moeite waard is, maakt zich impopulair door aan de wilsvrijheid te morrelen. Of het nu de antropoloog is die zegt dat de leden van de stam zich keurig houden aan de reciprociteitsregel, zonder daar zelf enig idee van te hebben, of het nu de politicoloog is die zegt dat de burgeroorlog in Syrië een eigen dynamiek heeft gekregen, waar noch Assad, noch Al-Qaida noch de Amerikaanse regering of de Verenigde Naties een sturende invloed op kunnen uitoefenen, of het nu de socioloog is, die zegt dat de vraag of iemand gaat echtscheiden of werkeloos wordt, meer dan hij of zij denkt onderhevig is aan sociale krachten buiten zijn bereik, allemaal geven ze aan hun vak een soort cutting edge door te zeggen: jij dacht dat je baas in eigen huis was, nou, mooi niet dus, wen er maar aan. Misschien ga ik nu een beetje te ver, maar ik waag het er toch op: telkens als wetenschappers ernstige vragen opwerpen over de vermeende wilsvrijheid en daarvoor op hun kop krijgen, kun je er zeker van zijn dat er in hun vak iets boeiends gaande is.

3. Het zogenaamde ‘Thomas theorema’ luidt: ‘If people define situations as real, they are real in their consequences’. Waar het sociologen vooral om gaat is of mensen dénken dat ze een vrije wil hebben – of geen vrije wil of een beetje vrije wil. Als veel mensen geloven dat God alles heeft voorbeschikt, dan ontstaan er, zoals Max Weber heeft laten zien, bepaalde sociale, politieke en ook economische figuraties, die harmoniëren met dat cultuur-element.

Als mensen werkelijk geloven dat ze helenaal geen vrije wil hebben, dan zullen ze op een bepaalde manier handelen, zowel in kleine, particuliere kring als in hun wijder vertakte netwerken. Je zou kunnen denken dat als mensen de Calvinistische doctrine van de predestinatie aanhangen, het idee dat alles voorbeschikt is, dat ze dan heel geresigneerd en apathisch zullen worden. Wat doet het er allemaal toe, hoe de mens ook weegt en wikt, uiteindelijk is het God die beschikt. Maar Max Weber heeft iets heel verrassends laten zien. Dat Calvinistische besef heeft, langs een wonderlijke meander, juist geleid tot kapitalistische ondernemingslust. Alles is voorbeschikt, dus kom op jongens, de schouders eronder. Dat ligt niet voor de hand en dat maakt Weber contra-intuitief en dus intrigerend. Aan de andere kant zou je kunnen denken dat als iedereen gelooft in de maakbaarheid van de wereld, in ons vermogen om door eigen handelen de dingen naar onze hand te zetten, dat zich dan een enorme ondernemingslust van iedereen meester zal maken. Ook dat is niet noodzakelijkerwijs het geval. Eén van de interessante onderzoeksgebieden van de sociologie is om uit te zoeken hoe de verbreiding van bepaalde, al dan niet in religie verankerde, opvattingen over wilsvrijheid doorwerken in de sociale, economische en politieke figuraties die mensen vormen. Een kerngebied van de sociologie: hoe werken cultuur-elementen door in de sociale structuur. Het gaat hier dus om een onderzoeksgebied waar neurowetenschappen, psychologie, sociale psychologie, sociologie en economie elkaar raken. En daarbij moeten we niet gaan steggelen over de vraag of de neuroloog Swaab wel mag liefhebberen op het terrein van de filosofen, zoals hem wel eens is verweten. Integendeel, mij lijkt het juist heel goed om niet al te veel op die grenzen tussen de vakgebieden te letten. De grote Max Weber heet nu een socioloog te zijn, maar die liefhebberde ook op aangrenzende gebieden, zoals de rechtsgeschiedenis en de godsdienstwetenschap.

4. In Westerse samenlevingen van de 21ste eeuw zijn het minder de religieuze doctrines en in toenemende mate de inzichten uit de wetenschappen die de culturele grondtoon bepalen; maar nog altijd geldt dat zulke fundamentele overtuigingen diep doorwerken in de sociale structuren. De sociale wereld verandert dus mede door de verbreiding en geleidelijke aanvaarding van nieuwe inzichten in de neurowetenschappen en in de sociale wetenschappen.

Die veranderingen in opvattingen over wilsvrijheid worden deze keer niet, zoals in de tijd waarover Weber schreef, de zestiende en zeventiende eeuw, bevorderd door revoluties op religieus gebied, zoals de Reformatie, maar door doorbraken op wetenschappelijk gebied. Dat is natuurlijk ook al veel vaker gebeurd, denk aan het heliocentrisch zonnestelsel of aan de invloed van de Newtoniaanse mechanica of de relativiteitstheorie of de kwantummechanica op ons wereldbeeld.

Maakt het nou echt wel zo veel uit of we leven op een platte pannekoek of op een bolvormige planeet? De piloten in de cokpit houden wel degelijk rekening met de kromming van het aardoppervlak. En de wetenschap dat deze planeet aarde niet in het centrum van het heelal staat, maar ergens rondzwerft in een onbetekenende uithoek van Het Al, dat heeft toch ook repercussies voor hoe we ons orienteren in dit raadselachtige bestaan.

Stel je eens voor dat alle natuurwetenschappers zouden zeggen, in totale consensus, dat de toekomst net zo onwrikbaar vast ligt als het verleden, dat alles wat gaat gebeuren in het universum, inclusief de allerkleinste details in ieders privéleven totaal vastgelegd is, ‘tot op quantumniveau’, alles staat al vast sinds de oerknal.Hoe zou de mensheid op dat nieuws reageren? Je zou kunnen vermoeden dat men het voor kennisgeving aanneemt, zozo, nou nou, en vervolgens overgaan tot de orde van de dag. Maar ik denk dat de doorwerkingen diep en verrijkend zijn, op de langere duur.

Maar juist nu de geloofsafval zich in het Westen, en in elk geval in dit deel van de Westerse wereld, stug doorzet, zoeken mensen naar andere oriëntatiepunten en die vinden ze in de moderne wetenschappen. Je kunt zeggen dat Durkheim met zijn argumenten over de sociale bepaaldheid van de zelfdoding in zekere zin een stukje van de menselijke wilsvrijheid heeft afgepakt. En je kunt ook zeggen dat Vincent Lamme en Dick Swaab dat doen door hun neurowetenschappelijke inzichten in populair wetenschappelijke publicaties voor te leggen aan een breed publiek en daarmee ook de zelfperceptie van die lezers onontkoombaar te beinvloeden.

Maar ook hier zie je een paradox, of althans iets dat paradoxaal lijkt. In het werk van Norbert Elias is een aangehouden grondtoon: we begrijpen nog zo weinig van de figuraties die we met elkaar vormen, dat we nauwelijks in staat zijn om de ontwikkelingen in die figuraties enigszins te beheersen, laat staan te sturen. Maar dat is niet alles. Elias suggereert ook dat als we toch enig inzicht verwerven in die figuraties waarvan we zo teleurstellend weinig snappen, we wellicht beter geëquipeerd raken om de figuratie-dynamiek misschien toch, wellicht, op de lange termijn, iets beter te leren beheersen. Helder sociologisch begrip van hoe beperkt ons inzicht eigenlijk is, is een eerste stap om dat beperkte inzicht wat uit te breiden en wellicht ook iets effectiever te benutten. Dat is misschien wel de hoop van alle wetenschappen, van de natuurwetenschappen, de neurowetenschappen en ook van de sociale wetenschappen. Misschien ligt daarin zelfs wel hun bestaansrecht.

‘Vrije wil. Een korte lezing op basis van vier stellingen’. Discussie-avond over vrije wil, georganiseerd door zes alumni-kringen binnen de Amsterdamse Universiteits Vereniging, met medewerking van Dick Swaab. Oude Manhuis Poort, 5 september 2013.