Berichten

Doordrenkt van tijd, ruimte en samenleving

A. Tijd

1. We zijn doordrenkt van tijd. Niets is zo raadselachtig als het stromen van de tijd. In de sociale wetenschappen moet men de sociale werkelijkheid steeds zien als wordend en geworden. Vandaar ook de onverminderd grote betekenis van het werk van de mensenwetenschapper die het tijdselement meer dan wie ook benadrukte: Norbert Elias.

2. Terwijl de ene generatie mensen na de andere wordt geboren en dood gaat, veranderen de sociale structuren die die mensen vormen in een trager tempo. Soms lijkt het zelfs alsof de structuren onveranderd blijven, net als het stratenpatroon in een oude stad. Terwijl de leden van de samenleving steeds worden vervangen, vertonen de structuren die ze tezamen vormen een wonderlijke, generaties overspannende, continuïteit. Spencer schrijft: zoals de cellen van een lichaam voortdurend vervangen worden, zonder dat dat de identiteit van het gehele organisme lijkt te deren, zo ook worden voortdurend de individuen in een samenleving vervangen, zonder dat de structuur van de samenleving als geheel daardoor beinvloed wordt. Toch is dat niet helemaal waar: mijn lichaam is niet hetzelfde als toen ik twintig was – ongelukkigerwijs…. De Nederlandse samenleving is niet dezelfde als in 1968 – gelukkigerwijs… In termen van Braudel: de alledaagse tijd, de tijd van het krantennieuws, le temps évènementiel, is opgenomen in andere tijdsschalen, die er als een accolade overheen reiken: le temps conjoncturel, le temps structurel en tenslotte (maar dan zitten we op het tijdsniveau van Goudsblom en de menselijke vuurbeheersing): la longue durée. En dat is dan nog maar een tamelijk willekeurige driedeling of vierdeling van soorten tijd. In feite leven we in een pluraliteit van elkaar omvamende duren.

3. Sociale wetenschapsmensen zijn niet in staat om toekomstige ontwikkelingen te voorzien en daar hoeven ze zich helemaal niet voor te schamen. Vanaf hun eerste optreden in het begin van de 19e eeuw hebben prominente beoefenaren van de sociale wetenschappen (Saint Simon, Comte) gepretendeerd dat ze de toekomst konden voorspellen. Marx en Engels waren ervan overtuigd dat ze de wetten van de geschiedenis kenden en dat ze daarom wisten in welke richting samenlevingen zich bewogen. Dat bleek een pretentie te zijn die niet kon worden waargemaakt (en die onder veel meer heeft geleid tot een ideologische rechtvaardiging van genocidaal geweld). Niemand kan de toekomst voorspellen. Het is een misverstand om te denken dat dit onvermogen een zwak punt is van de sociale wetenschappen. De erkenning van dit onvermogen is veeleer één van de sterkste punten.

B. Ruimte

4. We zijn doordrenkt van ruimte. In het computerprogramma Google Earth, in zekere zin het eindpunt van de cartografie, wordt de menselijke ruimte op een nieuwe manier verrassend gedetailleerd in beeld gebracht. De opname van de campus van University College Utrecht is zo gestoken scherp dat je de stenen voor de ingang van het Locke-gebouw kunt tellen, steen voor steen…  Nooit eerder in de geschiedenis van de menselijke soort bestond er een zo krachtig instrument om ons van deze eenvoudige waarheid te doordringen: we zijn dingen die ruimte beslaan en in ruimte bestaan. Door dit programma gaan we onszelf en onze wereld anders ervaren. Als een binnenplaatsje in Tokyo of in Ivoorkust net zo nauwkeurig op je beeldscherm verschijnt als het pleintje waar je overheen loopt om een sociologie-college  te volgen of te geven, dan moet dat wel bijdragen tot een gevoel van identificatie met mensen elders, mensen met wie we zo duidelijk zichtbaar één en dezelfde ruimte delen. Als we ruimte anders ervaren, gaan we elkaar anders ervaren. We zijn nu allemaal elkaars room mates.

En dit is nog maar het begin. Over een poosje kun je op een Google-earth achtig programma de hele rit volgen van de Thalys van Amsterdam naar Parijs en kun je je geliefde op het Gare du Nord uit de trein zien stappen en inzoomen op de opvallende parasol, die ze had beloofd te zullen opsteken, zodat je haar in de menigte zou kunnen onderscheiden. Mijn satellietcamera kijkt op haar bolletje en zij zwaait naar boven met haar Heineken-parasolletje. (Een sociologische voorspelling: het zal niet lang meer duren voordat grote bedrijven reclame gaan maken op Google Earth door enorme logo’s neer te leggen op het braak liggende land van boeren in arme landen die graag op die manier een centje bijverdienen…)

5. Sociologen moeten afstandelijk zijn. Ze moeten soms om die traag veranderende structuur te ontdekken in de figuraties die mensen vormen, afstand nemen, ze moeten neerkijken op het menselijk gewriemel, ze moeten mensen bezien vanaf de Google-satelliet.

6. De meeste televisieprogramma’s zijn verschrikkelijk saai. Maar gelukkig is er een uitzondering. In het holst van de nacht zendt de Duitse televisie sinds 1995 een programma uit dat heet: Die schönsten Bahnstrecken Deutschlands (inmiddels is Duitsland op en nu heet het dan ook: Die schönsten Bahnstrecken der Welt). Urenlange opnames met een onbeweeglijke kamera die naast de treinbestuurder het aanstormende landschap registreert. Ook hier wordt ruimte in beeld gebracht, maar op een manier die het complement is van Google Earth: Google zweeft boven de wereld, hier ga je in sneltreinvaart dwars door de wereld heen. Beide gezichtspunten zijn niet onproblematisch. Elias noemde dat in een tot boekje uitgegroeid artikel: Problems of Involvement and Detachment.

C. … en samenleving

7. De beste sociale wetenschappers zijn zij die moeiteloos kunnen overspringen van het zij-perspectief van de Google satelliet (waarin de spoorrails altijd parallel lopen) naar het ik-perspectief van de treinmachinist (in wiens ogen de spoorrails elkaar lijken te raken aan de horizon). Elias schrijft dat we moeten proberen om betere denk- en spreekmiddelen te ontwikkelen ter vervanging van bij voorbeeld deze diep ingesleten, maar misleidiende tegenstelling: individu versus maatschappij. Eén van zijn inventiefste voorstellen is om te gaan werken met een voornaamwoordenmodel: dezelfde verschijnselen zijn te bezien vanuit het ik-perspectief, het hij-perspectief, het zij-perspectief. Een goede socioloog is iemand die tussen die perspectieven weet te wisselen. Soms moet je in het hoofd van John Malkovitch kruipen en door zijn ogen naar buiten kijken: dat is Webers Verstehende perspectief. Soms moet je van bovenaf neerkijken op de mensenstromen: dat is Webers verklarende perspectief.

8. In veel computerspelletjes, bij voorbeeld het spel Microsoft Train Simulator, waarin je bij voorbeeld zware goederentreinen op bergpassen onder controle moet proberen te houden, kun je kiezen uit drie visuele mogelijkheden om je ruimtelijk te oriënteren: ofwel je ziet alles vanuit een boven de trein vliegende helicopter (je kunt er pal boven vliegen en recht naar beneden kijken, maar ook schuin er achter vliegen), ofwel je kijkt door de ogen van de bestuurder, ofwel je zit vlak achter die bestuurder en je kijkt naar de handelingen die hij (maar eigenlijk ben je dat dus zelf) verricht. In simulatiespellen heten die drie posities: bird’s eye view, first person en second person. Dat zijn dus Elias’ zij-perspectief, ik-perspectief en hij-perspectief. Voor de handeling waarmee je wisselt van het ene naar het andere gezichtspunt bestaat een Engels woord: to toggle.

De beste sociale wetenschappers zijn zij die moeiteloos kunnen overspringen van het zij-perspectief van de Google satelliet naar het ik-perspectief van de treinbestuurder of naar het hij-perspectief van de socioloog die de machinist tijdens zijn rit interviewt. Het survey onderzoek biedt letterlijk overzicht, surveillance. Participerende observatie en het open interview helpen om te begrijpen hoe mensen hun wereld definiëren en interpreteren. Die twee verschillende methodes – de ene veelal kwantitatief, de andere veelal kwalitatief – kunnen niet zonder elkaar. Ze moeten, als spoorrails, parallel lopen; ze moeten, als spoorrails, elkaar pogen te raken aan de horizon.

De beste beoefenaren van de sociale wetenschappen zijn degenen die het beste kunnen toggelen.

9. Wordt sociaal wetenschappelijk onderzoek op deze wijze verricht, dan is dit de meest algemene uitkomst: mensen kunnen alleen maar overleven in het tijd-ruimte-continuüm wanneer ze zich bevinden in groepen, collectiviteiten, netwerken. Ze zijn op elkaar aangewezen, ze kunnen niet zonder elkaar. Los van de anderen blijft geen mens overeind en dat is merkbaar tot in het intiemste zelfbesef. Toch hebben mensen in moderne samenlevingen soms het gevoel dat er diep in hun ziel een niet-sociaal stukje schuil gaat en dat houden ze dan voor hun ware zelf. Maar (zo leren Mead en Elias): dat is een illusie, al is het ook een aangename en intuitief overtuigend aanvoelende illusie. In werkelijkheid zijn we allemaal, zonder uitzondering, door en door sociaal. We zijn doordrenkt van samenleving.

 ‘Doordrenkt van tijd, ruimte en samenleving’. In: Sociologisch Mokum, Jaargang 10 (2006-2007), nummer 4, februari 2007. pp. 32-33.