Berichten

Digitale kruisvaarders. Over antisemitisme op het internet

 

In de nacht van 13 op 14 april 2004 overkwam me iets heel onaangenaams – en nog wel in mijn eigen huiskamer. In Le Monde van enkele dagen daarvoor had een interessant artikel gestaan van de Amerikaanse historicus Daniel Goldhagen over de film The Last Passion of the Christ. Goldhagen schrijft dat hij als kind het beeld van Jezus aan het kruis altijd zo griezelig had gevonden. Maar ach, dacht hij toen hij wat ouder werd, dat waren de emoties van een overgevoelig jochie dat op zijn tiende besloot vegetariër te worden, omdat de aanblik van vlees hem tegenstond.

Alleen al dit begin van het artikel gaf me een schok van herkenning, want ook ik heb die angst gevoeld toen ik acht jaar oud was en in pension De Smidse bij ‘de dames Bessems’ in Epen onder zo’n beeldje van een hevig bloedende, gemartelde man de slaap moest zien te vatten. Ik had niet eerder in mijn leven een crucifix gezien en ik vond het een heel eng ding. Overal in het pension hingen die kruisen en het maakte de plek voor mij unheimisch. (Inmiddels is het pensionnetje, dat nog altijd wordt bestierd door een dame die Bessems heet, een brandpunt geworden van aangename herinneringen.) En waar je ook liep in dat heerlijk golvende Zuid-Limburgse landschap, op elke hoek van het pad stond wel weer zo’n martelsymbool. Soms was het een eenvoudig ‘veldkruis’, soms een tot in de kleinste details uitgewerkt romantisch kunstwerk waar het rode bloed uit leek te gutsen. Mijn moeder vond dat ik me niet zo idioot moest aanstellen; dit hoorde bij katholieke mensen, die zijn nu eenmaal zo, daar kunnen ze zelf ook niets aan doen, zoiets zien ze graag…

Goldhagen zegt nu: zo onschuldig is dat kruis bij nader inzien echter niet. Het is geen kleinigheid wanneer een geloof een zo sterk icoon maakt van het beeld van een man op het moment dat hij, volkomen onterecht, en op een heel pijnlijke manier, door zijn vijanden wordt doodgemaakt. Het is moeilijk, misschien zelfs wel onmogelijk, om te denken aan zo’n schandalige moord, aan het preciese ogenblik van die moord, zonder daarbij ook te denken aan de moordenaars, degenen die deze weerzinwekkende daad op hun geweten hebben. Het is moeilijk, wellicht onmogelijk, om de onrechtvaardige dood te betreuren van iemand van wie je zielsveel hebt gehouden, zonder boosheid te voelen jegens de daders, zonder het idee te koesteren dat je die moordenaars voor hun bloedig handwerk wilt straffen, je op hen wilt wreken. En inderdaad: het kruis heeft gefungeerd als een soort vaandel voor groepen die er op uit gingen om Moslims of Joden of andere Heidenen dood te maken. De zogenaamde kruistochten heten niet voor niets kruistochten, de vechters marcheerden op onder de voorstelling van de aan het kruis doodgemartelde Christus; die krachtige visualisering zorgde ervoor om hun moordlustige motivatie op peil te houden. Iets dergelijks geldt ook voor pogroms. En in de film van Mel Gibson (net als in Bachs prachtige Johannes Passion met zijn fanatieke koren) wordt een ondubbelzinnig antwoord gegeven op de vraag wie Jezus heeft vermoord. Dat zijn de joden. Onvermijdelijk leidt dus de fetishering van het kruis tot jodenhaat. Zo onschuldig is dat plaatje niet, het bevat een impliciete legitimatie van antisemitische moordlust.

Goldhagens artikel gaat dan verder over die film en het blijft een interessant stuk, dus ik wilde het eigenlijk liever in de oorspronkelijke taal lezen en bewaren. Ik ging het internet op, typte in Google wat trefwoorden in – Gibson, Christ, Goldhagen, Passion – en zocht of ik de oorspronkelijke versie van zijn krantenstuk kon vinden. Misschien heb ik niet lang genoeg gezocht, maar ik slaagde er niet in.

Maar de reden dat ik in de nacht van 13 op 14 april na een uur mijn zoektocht met een heel naar gevoel in mijn maag staakte, was dat ik door het intypen van die paar onschuldige zoektermen van de ene extremistisch antisemitische site naar de andere werd gestuurd. Het zijn vooral Amerikaanse sites, geloof ik, waar op een ongelooflijke manier de jodenhaat wordt beleden. Als je op zo’n site leest over the Tribe en wat die allemaal voor lelijks doen, dan worden daarmee, zo kreeg ik na een kwartiertje door, de joden bedoeld. We moeten ons in deze cruciale periode in de geschiedenis van de mensheid schrap zetten, want the Tribe is bezig om de boel nu definitief over te nemen. Zie bij voorbeeld hoe ze er in slagen om het meesterwerk van Mel Gibson, waarin eindelijk de waarheid over Jezus’ dood wordt getoond, met hun smerige slijm te overdekken. Lees bij voorbeeld het stuk van de kike (dit is een Engelstalig scheldwoord voor jood) Goldhagen, die zich er op voorstaat dat hij hoogleraar aan de Harvard-university is, hoewel hij er niet bij zegt dat dat alleen maar is omdat andere kikes Harvard zo onder druk hebben gezet dat ze hem wel moesten aannemen, terwijl iedereen weet dat hij eigenlijk een scharrelaar en een oplichter is. Zo beweren joden als Goldhagen dat er van hun tribe wel zes miljoen zijn doodgemaakt door Hitler, maar het waren er veel minder, zoals zelfs de beroemde Shoah-kike Raoul Hilberg heeft moeten toegeven onder druk van harde feiten die zijn verzameld door historici die zich nog niet hebben laten omkopen. Trouwens, Hitler was een dictator en dus had hij heel veel tegenstanders en van de miljoenen die hij doodde was eigenlijk maar een heel klein deel joods, maar ja, dat hebben de geschiedenisboeken je nooit verteld, omdat de joden al die geschiedenisboeken naar hun hand hebben gezet.

Keer op keer liep mijn computer vast, misschien wel omdat anti-antisemitische computer-nerds ervoor zorgden dat iedereen die naar deze sites surft een grote hoeveelheid virussen binnenhaalt. Ik geloof dat ik daar in principe tegen moet zijn – de vrijheid van meningsuiting is een groot goed – maar stiekem hoopte ik ook een beetje dat dat de oorzaak was.

Er klinkt iets bloeddorstigs op uit deze pagina’s en juist Goldhagen, auteur van Hitlers willing executioners (1996), is in de ogen van deze mensen één van de gevaarlijkste vijanden. Ook op de vele discussie-boards, waar je via Google rechtstreeks in wordt gestuurd, is het een angstaanjagend gekrijs tegen Goldhagen en zijn commentaar op het meesterwerk van Gibson.

Ik wist natuurlijk wel dat dit soort mensen bestonden, maar ik wist niet dat het internet vibreert van hun haat. Ik was oprecht geschokt: voor het eerst las ik teksten van onversneden antisemieten, die die woorden slecht enkele dagen tevoren op een discussieforum hadden gepost en die nu ineens doordrongen in de veilige beschutting van mijn huiskamer. Daar hing inmiddels een rioollucht. Zelfs poesje Lola begon geschrokken rond te snuffelen. En ik kreeg er ook rare gedachtes bij, zoals deze: misschien is de uitvinding van het internet een van de grootste rampen die de mensheid is overkomen. Het internet stelt deze gevaarlijke gekken in staat om zich wereldwijd te organiseren, om elkaar op te hitsen, het is een griezelig medium, was het maar nooit bedacht. Zulke bizarre dingen ga je denken als je in het holst van de nacht door antisemieten wordt belaagd in je eigen huis.

Vandaag is het 31 mei. Vlak voordat ik dit stukje uittypte, nam ik nog even de proef op de som. Ik typte in Google in: Goldhagen, Passion, Christ, Gibson. Maar er gebeurde niets! Geen Aryan Nation. Geen links naar de Church of the Creator of naar de National Alliance. Alleen maar keurige pagina’s van toegewijde filmfans of van opiniebladen, die heftig maar zonder smeerlapperij discussiëren over de film van Gibson en over Goldhagens bijdrage aan het debat. Wat is hier gebeurd? Is dit censuur of zelfreinigend vermogen? Had meneer Google hier ingegrepen? Toonde the Tribe hier weer eens hoe ver haar invloed reikt? Ik weet het niet, maar ik kan niet ontkennen dat toen ik zo enthousiast bezig was om dit stukje dood te checken een heerlijk gevoel van opluchting zich van me meester maakte.

‘Digitale kruisvaarders’ (In Multo340.04.doc van 1 juni 2004 schrijf ik erover: ‘Het onderstaande stukje, een bewerking van Multo236.04 van 14 april 2004, getiteld Antisemitisme op het internet, heb ik afgelopen nacht opgestuurd naar de redactie van Sociologisch Mokum.’ Maar ik geloof dat dit mijn enige bijdrage aan SoMo is geweest die nooit is geplaatst. De vakantie kwam er aan, het stuk is misschien op de verkeerde stapel beland en ik ben er ook niet meer achterheen gegaan. Dit is dus een multoblaadje dat nu voor het eerst wordt gepubliceerd… op het internet!)