Waarom trouwen? En waarom in een kerk? (2014)

Waarom? Waarom trouwen? Waarom trouwen in een kerk? Die vragen en nog veel andere stelde ik een paar maanden geleden aan Sjoerd en Liesje. Ze hadden mij kort daarvoor met stralende blikken het eervolle verzoek gedaan om een sociologisch getinte voordracht te houden bij hun huwelijk en nu zat ik met ze aan tafel in hun woning aan de Admiraal de Ruyterweg om ze deze vragen te stellen, waarom, waarom trouwen. Sommige dingen die ze zeiden verrasten mij als socioloog en ook als lid van de generatie der zogenaamde baby-boomers. Het kostte me soms enige moeite om hun gevoelens en overwegingen te doorgronden, maar ik vond wat ze vertelden vooral heel interessant: dus zo denken jonge mensen, nou ja, deze jonge mensen over trouwen, trouwen in de kerk. Ik keek er bij voorbeeld van op toen Sjoerd zei: ‘Voor ons heeft een kerk eigenlijk niet zo veel te maken met godsdienst, met geloven in God, voor ons is zo’n kerk vooral een mooi en inspirerend bouwwerk waar mensen de grote momenten van het leven samen vieren, zoals de geboorte van hun kind of hun huwelijk en soms natuurlijk ook het afscheid nemen van een overledene. Daarvoor staat die kerk daar, met zijn torentje dat iedereen de weg wijst naar waar je heen moet voor het gezamenlijk beleven van de wezenlijke momenten in het menselijk bestaan.’ Ik wierp tegen dat je toch ook kon trouwen in, bij voorbeeld, het gemeentehuis, maar daar moesten Liesje en Sjoerd om lachen: een gemeentehuis, dat is het rijk van de loketten, de ambtelijke molens, de bureaucratische kilheid, daar trek je een volgnummertje uit de automaat om je paspoort te vernieuwen, daar wil je op zulke cruciale dagen in je leven nou juist zo ver mogelijk bij uit de buurt blijven!

De cultuurpessimist zal nu misschien opmerken dat het met het historisch besef van de hedendaagse jongelui treurig gesteld is, wanneer ze een kerk al niet eens meer associëren met het geloof in God. Maar ik zou juist zeggen dat Sjoerd en Liesje heel véél historisch gevoel bezitten en dat ook in praktijk brengen door te huwen op een plek waar dat in Nederland al vele honderden jaren wordt gedaan, namelijk in een kerk.

Als socioloog heb ik geleerd dat je moet doorvragen, dus ik hield nog eventjes vol. Was er niet misschien ergens in de familie toch nog een stokoude tante die het fijn zou vinden dat deze twee in het huis van God de huwelijksbelofte aflegden? Nee, riepen Liesje en Sjoerd nu in koor, die tante was er niet en trouwens, als ze er wel was, dan zou ze absoluut niet zijn uitgenodigd voor deze bijeenkomst. Een huwelijk is te belangrijk om er christelijke tantes een pleziertje mee te doen; trouwen moet je alleen maar doen als je het zelf heel erg graag wilt en op de manier waarvan je voelt dat die werkelijk bij je past. Een huwelijk, dat sluit je dus niet ten overstaan van tantetjes die je al in geen jaren meer hebt gezien, maar ten overstaan van alle mensen die er in je leven wezenlijk toe doen, je ouders, een handjevol echt belangrijke mensen uit de ouderlijke generatie en verder vooral je vrienden en vriendinnen, studiegenoten, collega’s, sportvrienden, soul mates, nou ja, iedereen met wie je je verbonden voelt, dat hele levende, vibrerende netwerk. Sjoerd hamerde nog meer dan Liesje op het aambeeld van de compleetheid: als je een feestje geeft, dan zijn er altijd wel een paar afzeggingen, niks aan te doen, maar bij een huwelijk moet iedereen er zijn, daar kun je je niet voor verexcuseren, daar zegt iedereen vanzelfsprekend alle andere afspraken voor af.

Je kunt dit heel relativerend formuleren en zeggen: trouwen doe je dus eigenlijk gewoon omdat er hoog nodig weer eens een feestje voor de vriendenclub moet worden georganiseerd en daarvoor is elke aanleiding goed genoeg. Dat is waar, maar toch zit deze ontwapenende formulering er nét een beetje naast. Trouwen is een feestje, zeker, maar volgens Sjoerd en Liesje is het een bijzonder feestje, namelijk dat ene feestje waarbij niemand ontbreekt, het feestje waarop je om je heen kijkt en met ontroering denkt: ziezo, dus dit zijn wij. Wij! Dit is onze sociale wereld, dit is ons leven. En als een ander lid van dit gezelschap gaat trouwen, dan zijn we er natuurlijk allemaal wéér bij. En als er een kind wordt geboren organiseren we een buitenkerkelijk equivalent van het doopfeest. En we zijn er allemaal, niemand uitgezonderd. En als er iemand van ons dood gaat, en laten we hopen dat het nog verschrikkelijk lang zal duren voordat dat gebeurt, dan zijn we er weer met zijn allen, dan zoeken we en dan vinden we troost bij elkaar. Dit zijn wij en samen gaan wij door dit wonderbaarlijke iets heen, dat we ons leven noemen.

Beste aanwezigen, dat alleen al is niet mis. Wat we vandaag als het ware in de marge van de grote gebeurtenis vieren, dat is het floreren van deze lieve figuratie van interdependente mensen. En als het even niet goed gaat met iemand, dan gebeurt datgene wat Norbert Elias heeft beschreven in één van zijn gedichten: man lässt sich fallen und man fängt sich auf. Dat is de gemoedsrust van het vriendennetwerk.

Maar vandaag staat de kleine dyade van Liesje en Sjoerd even helemaal centraal in dat netwerk. Zij maken ons vandaag deelgenoot van iets dat we allang wisten, namelijk dat ze dol op elkaar zijn en dat ze zich hebben voorgenomen om samen te blijven, liefst voorgoed. Ik vroeg aan ze: denken jullie eigenlijk dat zo’n trouwerij een steuntje in de rug kan zijn om, ook als het eens even niet zo lekker zou lopen tussen jullie, toch bij elkaar te blijven, omdat je weet dat je nu voor de wet getrouwd bent en nog wel in een kerk! Grote verbazing alweer, hoe kon ik nou toch zoiets mals verzinnen? Integendeel, het leek ze allebei afschuwelijk om bij elkaar te blijven, alleen maar omdat je dat ooit eens een keer had beloofd na afloop van het overspannen praatje van een grijsharige socioloog. En ook een andere overweging, die ik nogal voor de hand liggend vond, was ze vreemd. In mijn generatie was het niet ongewoon om effe gauw achterop de fiets te trouwen, omdat je ouders elke week als je bij ze langs kwam weer begonnen te zeuren over dat ongehuwd samenhokken en ach, het was zo’n kleine moeite en dan was je er van af en ze gaven je na afloop ook nog eens een envelop met inhoud, mooi meegenomen, toch? Liesje en Sjoerd kunnen eenvoudigweg niet begrijpen dat de generatie die zich voorstaat op zijn anti-autoritaire levensinstelling zo gemakkelijk door de knieën ging voor een klein beetje ouderlijke pressie, chantage en omkoperij. Je zou kunnen zeggen dat hun generatie in dit opzicht veel on-autoritairder is dan de mijne ooit was, want in hun genuanceerde argumenten pro en contra het huwelijk is helemaal geen plaats meer ingeruimd voor de vraag wat pappa en mamma, opa en oma, tante en oom van dat trouwen vinden. Wederom bespeurde ik een soort lichte verbazing: ‘Sorry hoor, Bart, maar nu kunnen we je toch echt eventjes niet meer volgen: wat hebben onze ouders er nou mee te maken of wij trouwen.’ Ja wat?

Liesje en Sjoerd trouwen niet omdat een eventueel kindje anders een bastaard zou zijn, ze trouwen niet omdat zo’n trouwboekje handig werkt in een Arabisch hotel, ze trouwen niet met het oog op belastingvoordelen, die er trouwens niet zijn, en ze trouwen al helemaal niet om elkaar de zogenaamde huwelijkstrouw op te leggen. Natuurlijk hopen ze allebei heel erg dat het gaat lukken, en wij hopen het voor hun, maar ze zijn allebei veel te nuchter om te geloven dat je echtelijke trouw kunt afdwingen door het bevestigend antwoorden op een vraag in een kerk in Sloterdijk. De lijst van ‘waarom niet’ kan ik nog veel langer maken, maar dat doe ik niet, want de positieve kant is belangrijker: ‘waarom trouwen ze wél?’

Ik denk dat ik dat weet, maar ik moet erbij zeggen dat Liesje en Sjoerd het zelf niet hebben geformuleerd in de termen die ik er nu voor kies. Wat volgt is mijn sociologische interpretatie van hun tastende, zoekende, aarzelend uitgesproken zinnetjes. Ik denk dat Sjoerd en Liesje, en ook veel andere stellen in hun vriendengroep die al getrouwd zijn of die nog gáán trouwen, een huwelijks-plechtigheid organiseren om zegen af te roepen over hun aanstaande gehuwde staat. Ze weten allang dat hun relatie geweldig is en hun vrienden weten dat ook, daar gaat het dan ook niet meer om, waar het eigenlijk om gaat is dat die relatie gezegend moet worden. En die zegen vragen ze niet aan onze lieve heer, niet aan Maria en ook niet aan Boeddha, die zegen moet oprijzen uit het netwerk, de figuratie, het collectief waarvan ze deel uitmaken. En de gelegenheid daarvoor, die moet je scheppen, want vanzelf gaat dat niet.

Ik ga jullie niet vervelen met een betoog over de godsdienstheorie van Emile Durkheim, maar dank zijn diens werk, besef ik ten volle dat ik hier de rol sta te vervullen van een dominee voor ongelovige mensen. Dat lijkt me trouwens een niche die in de toekomst werkgelegenheid kan bieden aan gepensioneerde sociale wetenschappers. Ik bied hierbij mijn diensten graag aan aan iedereen in deze kerk die hierna gaat trouwen, maar ik ben wel heel duur. De aartsvader der athëistische dominees heet natuurlijk Gremdaat. Dominee Gremdaat. Die zou heel mooi kunnen zeggen: kent u die uitdrukking: alle zegen komt van boven; alle zegen komt van boven. Dat gezegde wordt in onze tijd dag in dag uit tegengesproken. Veel mensen in deze tijd zoeken naar zegen die helemaal niet van boven komt, maar die, om zo te zeggen, van opzij komt, van andere mensen, mensen die niet boven ze staan, maar die naast ze staan, hun naasten. Vroeger verplaatste de zegen zich verticaal, die stroomde van boven naar beneden, tegenwoordig plant de zegen zich horizontaal voort, parallel aan het aardoppervlak. In het liedje over de herdertjes die bij nachte lagen, is sprake van maar liefst drie stralen: één straal van omhoog zij vernamen, één straal uit het kribje beneen en toen kwam er ook nog eens een straal uit de ogen van de herdertjes zelf en die viel op het kindeke teer. In onze tijd vernemen steeds minder mensen die straal van omhoog, maar de bundel van stralen uit de ogen van degenen die stralend kijken naar de pas geborene of naar het stelletje dat in het huwelijk treedt, die bieden nu de zegen waar moderne ongelovige mensen kracht uit putten.

Wannéér vindt die zegening eigenlijk plaats, op welk moment voltrekt zich dat wonder? Een strenge cultureel antropoloog zou misschien zeggen: wanneer na de huwelijksvoltrekking de hele kerk spontaan uitbarst in een enthousiast applaus, dan is dat de acclamatie; daarmee geeft de gemeente te kennen dat ze van harte instemmen met wat zich zojuist heeft voltrokken, dat is het moment van zegening. Mij is dat te beperkt. Je kunt ook zeggen dat die instemmende bewegingen al gaande waren sinds Sjoerd zijn romantische huwelijksaanzoek deed en dat de bevestigingen doorgaan, bij voorbeeld in de vorm van felicitatiemailtjes en brieven en cadeautjes die heus nog wel even zullen blijven binnenlopen. Maar dat is misschien juist weer te ruim. Nee, ik denk dat de echte zegening van deze relatie toch vooral plaats vindt op deze dag, 28 juni, vanaf de inloop om twaalf uur tot we straks weer buiten staan rond drie uur. Ik kijk rond in deze kerk en ik zie stralende blikken, gericht op Sjoerd en Liesje. Jullie stralen als de herdertjes die kijken naar het kindeke Jezus, jullie stralen als troetelbeertjes, en met jullie stralende blikken hullen jullie Sjoerd en Liesje nu in een licht, dat iedereen die daar een zintuig voor heeft om ze heen kan zien hangen, transparante lichtblauwe glans. En dat gestraal wordt zodadelijk nog heviger, want dan zit iedereen een beetje bête te glimlachen als er wordt geprutst met ringen en er wordt plaatsvervangend gebloosd als er op deze perfectionistisch georganiseerde middag toch nog een kleinigheid lijkt mis te gaan en in een hoekje begint iemand te snikken en jawel hoor, daar verschijnen de eerste Klieneksjes al. Dat huilen en dat lachen, dat empathisch meeleven, we steken elkaar ermee aan, ongemerkt nemen we het van elkaar over, de rode ogen bij de één zorgen voor een dichtgeschroefde keel bij de ander, dit zijn niet meer de uitingen van individuele mensen, dit zijn de emotionele bewegingen van een mensencollectief, een multilichamelijke organisme, dat deze kleine kerk met gemak in zijn eentje vult, wij allemaal samen, wij, een heel groot, een heel warm en vooral een heel zachtmoedig mensenbeest. Door die woorden uit te spreken wordt dat wonderdier, naar ik hoop, bewust van zichzelf, het doen ontwaken van dit collectieve zelfbewustzijn is immers de verheven taak die de athëistische dominee wordt geacht te vervullen. En daarmee is deze toespraak niet meer te onderscheiden van een preek, dus laat ik dan ook maar all the way gaan en mijn slotzin het karakter geven van een gebed: lief beest, beminde veelkoppige vriendenfiguratie, zegen dit huwelijk, zegen Sjoerd en zegen Liesje. Amen.

Toespraak bij het huwelijk van Liesje Bruin en Sjoerd Elferink. Petruskerk, Amsterdam-Sloterdijk, 28 juni 2014.

 

Photo Credit: <a href=”https://www.flickr.com/photos/82439919@N00/14306731374/”>Sytske_R</a> via <a href=”http://compfight.com”>Compfight</a> <a href=”https://creativecommons.org/licenses/by-nc-sa/2.0/”>cc</a>