Mensen op de maan. Over het geheim van Simmel (2013)
Ik ben geen natuurkundige of astronoom, ik ben een socioloog. Ik begrijp dus weinig van de maan, maar ik ben wel geïnteresseerd in de sociale functies van geheimen, van esoterische genootschappen, van samenzweringstheorieën. Over dat onderwerp is in 1908 een baanbrekend artikel gepubliceerd door de Duitse socioloog Georg Simmel. Hij schrijft dat je op het eerste gezicht zou denken dat er in de moderne, sterk gerationaliseerde samenleving steeds minder belangstelling is voor geheimen, maar het omgekeerde is het geval. Hoe efficiënter en berekenender de omgangsstijl tussen mensen, des te groter wordt de fascinatie voor het irrationele, voor de X-files, voor de dingen ‘die ze ons niet vertellen’. Geef ik hier college over, dan kan ik putten uit voorbeelden die je overal kunt vinden op het internet: prinses Diana is vermoord; de joden bepalen welk nieuws er in de krant staat; Paul McCartney is overleden in 1970. Maar de samenzweringstheorie die ik het liefst als voorbeeld neem, omdat er geen doden in vallen en omdat hij niet stinkt naar antisemitisme, is de theorie die zegt dat er nooit mensen op de maan zijn geweest. Om mijn studenten te laten voelen waarom zo’n theorie moderne mensen aanspreekt, doe ik mijn best om hem zo verleidelijk mogelijk te presenteren.
Ik zeg dan iets in deze trant. ‘Beste studenten, ik heb zelf op 21 juli 1969 Neil Armstrong over de maan zien lopen en ik vond het bijzonder. Maar mijn opa reageerde heel relativerend. Die zei: ‘Ach Bart, ik heb op 31 augustus 1911, het was toen Koninginnedag, de allereerste vlieg-machine om de grote kerk van Haarlem heen zien vliegen, en daar was ik toen, net als jij nu, geweldig van onder de indruk, maar een halve eeuw later was het de gewoonste zaak van de wereld om met een vliegtuig op vakantie te gaan. Jij vindt dit nu heel wat, maar over een paar jaar gaan grote groepen onderzoekers naar de maan en dan kijk jij niet eens meer naar het TV-verslag; het wordt een toeristisch tripje voor rijke mensen en als het een beetje meezit, dan wordt dat maanreizen over een halve eeuw zo goedkoop dat jij nog wel eens een keer met je kleinkinderen over die maan loopt.’
Het leek zo plausibel wat opa Japi zei en dat is het eigenlijk nog steeds. Vorige week was er in het VPRO-programma Tegenlicht weer eens een professor te zien die uitlegde wat de exponentiële groei van technologie oplevert aan ontdekkingen en uitvindingen. De smartphone in mijn broekzak bevat net zo veel rekenkracht als een computer die in 1969, het jaar van de Apollo Elf maanreis, drie grote zalen van het rekencentrum in de Watergraafsmeer in beslag nam. Je zou denken dat een reis naar de maan nu mogelijk is voor een fractie van wat die in 1969 kostte, dat de excursie veel langer kan duren, dat de gevaren veel minder groot zijn. En toch is de maan mensenloos gebleven, sinds de zesde maanlanding in 1972, meer dan veertig jaar geleden.
De maan is het enige hemellichaam buiten de aarde waar mensen heen kunnen zonder een voedselpakket voor een reis van vele jaren te hoeven inpakken; je bent er in een wip als je het vergelijkt met onze dichtstbijzijnde planeet. Zelfs al zou het waar zijn dat de maan helemaal niet interessant is (deze uitzending weerspreekt dat al), dan nog is dat geen reden om er geen onderzoek te doen. Wetenschapsmensen rusten de ene na de andere expeditie uit naar de Zuidpool en die is toch behoorlijk saai, bevroren H2O zo ver het oog reikt, wat valt daar nou te beleven, afgezien van een stelletje half bevroren penguins?
Het schijnt trouwens dat je een raket naar Mars veel effectiever kunt afschieten vanaf de maan dan vanaf de aarde, omdat de zwaartekracht er minder is, maar dan moet je wel eerst een lanceerbasis op de maan bouwen en om te beginnen moet je er dan toch maar weer eens een paar mensen naar toe sturen. In de drie en een half jaar tussen juli 1969 en december 1972 is dat zes keer gebeurd. Van december 1972 tot 2013 nooit meer. Hoe is dat te verklaren?
Laatst wilde een rijke gek een project beginnen om een echtpaar naar Mars te sturen, zonder dat ze op de Rode Planeet zouden landen; ze konden alleen maar een paar uur genieten van het uitzicht. Een bizar plan. Waarom zegt die rijke gek niet: ik financier een reisje naar de maan? Bill Gates heeft meer geld dan die reis in 1969 moet hebben gekost. Richard Branson zou best willen. Ik zelf trouwens ook.
De film Wag the Dog draagt de boodschap uit dat een Amerikaanse president in nood al gauw zijn toevlucht zoekt tot een oorlog. Wij zouden Clinton zijn misstap gemakkelijker hebben vergeven als hij ons uitzicht had geboden op de eerste vrouw op de maan, liefst Monica in persoon. En waarom hebben de Chinezen, die dit toch zouden moeten kunnen, nooit eens een Chinese meneer op de maan gezet om in een TV-camera te roepen dat hij van daar af de Chinese muur duidelijk kon zien? Ik heb geen oordeel over de interessantheid van de maan voor geologen, maar ik heb wel de sociologische expertise om te kunnen zeggen dat een Fransman, een Duitser en een Nederlander, vrolijk rondspringend over de maan, de best denkbare reclame zouden zijn voor het oude Europa. Volgens de aanhangers van de theorie van de exponentiële technologische groei zou het nu veel goedkoper en veiliger kunnen dan in 1969, dus waarom doen we het niet?’
Nu hel ik gevaarlijk ver over mijn lessenaartje heen en ik zeg op besmuikte toon tegen de studenten: ‘We doen het niet, omdat het helemaal niet kán. Het is onmógelijk om mensen naar de maan te sturen, om redenen die geheim moeten blijven. Armstrong en Aldrin zijn daar nooit geweest, ze stonden in een studio in Hollywood. We zijn er allemaal in getrapt.’ En dan zeg ik weer op mijn gewone sociologentoon: ‘Kijk, jongens, dit is nu waarom mensen in een kille, gebureaucratiseerde, gerationaliseerde samenleving zo dól zijn op de betovering van een mysterieuze samenzweringstheorie.’
Elk jaar maak ik het in mijn college een beetje bonter, elk jaar verzin ik er weer een nieuw argument bij. En nu is mij iets verschrikkelijks overkomen. Ik ben na al die jaren in mijn eigen verhaal gaan geloven! Maar dat wil ik helemaal niet. Ik heb daar het karakter niet voor; ik haat het om een samenzwerings-gelovige te zijn. Wie bevrijdt me? Welke maan-expert weerlegt mijn argumenten overtuigend? Ik wil weer onbekommerd kunnen zwelgen in de heroïek van Armstrong, Aldrin en Collins.
‘Mensen op de maan’. Column, uitgesproken in het programma Swammerdam op het radiostation AmsterdamFM op zondag, 7 april 2013