Ten geleide. Inleiding tot het boek Multoblaadjes
Dit boek heet Multoblaadjes. Omdat die titel uitleg vergt, werd ik gedwongen om enkele teksten lezen die ik een halve eeuw geleden schreef. Daarbij is me iets wonderlijks overkomen.
Toen ik vijftien jaar oud was, merkte ik dat ik anders naar de wereld om me heen begon te kijken dan daarvoor. Ik voelde me overspoeld door ideeën, die nooit eerder in mijn hoofd waren opgekomen en die snel vervluchtigden. Ik besloot om ze op te schrijven. Dat was deemoedig en hoogmoedig tegelijk: ik onderkende de zwakheid van mijn geheugen, maar ik meende ook dat mijn nieuwe gedachten het verdienden om vastgelegd te worden. Het was zeker niet de bedoeling dat andere mensen ze zouden lezen. Deze notities waren geheugensteuntjes voor mezelf.
Sinds de lente van 1964 vertrouwde ik vrijwel dagelijks de ideeën die me te binnen schoten aan het papier toe. Ik deed dat op de gelineëerde en geperforeerde velletjes die ook in mijn schoolmappen zaten: zogenaamde ‘multoblaadjes’. En zo noemde ik mijn verzameling notities dan ook al snel. Ik hoor het mijn moeder nog naar mijn studeerkamer roepen: ‘Maak je nou je huiswerk of zit je weer multoblaadjes te schrijven?’
Wanneer ik daarmee precies ben begonnen bleek tot mijn eigen verbazing heel nauwkeurig vast te stellen. Mijn allereerste multoblaadje begint plechtig: ‘Dit is een belangrijk moment in het leven van een jong mens, te weten “ik”. 2 mei 1964. Het is 5 over 6 op mijn ongelijk lopende horloge. Ik concentreer me nu, neem het moment in mij op.’ Ik schreef dat ik voortaan mijn best zou doen om ‘invallende gedachten pretentieloos op te schrijven’. En dat ben ik blijven doen, tot op de dag van vandaag. In de zomer van 1995 stapte ik over van de multoblaadjes op de computer. Dat bleek voordelen te hebben. Zo kan ik nu zoektermen gebruiken om de tienduizenden multoblaadjes (want zo blijf ik mijn aantekeningen noemen) van de afgelopen 18 jaar te doorzoeken en van die mogelijkheid maak ik vaak gebruik. Ik schrijf er zo’n 500 per jaar met een gemiddelde lengte van drie A4’s zonder interlinie. De laatste jaren is de frekwentie verminderd, maar ik heb goede voornemens voor mijn pensioen.
Niemand mag mijn multoblaadjes lezen, mijn vrouw niet, mijn kinderen niet, niemand. Het zijn dus geen publicaties, het zijn probeersels, voorbereidingen, en soms is het een soort zelftherapie. Van veel multoblaadjes, de grote meerderheid, hoop ik dat niemand anders dan ik zelf ze ooit onder ogen zal krijgen. Maar soms had ik het gevoel dat er een multoblaadje tussen zat dat het verdiende om te worden uitgewerkt tot een tekst die geschikt is voor de ogen van een ander.
In 1997 richtten enkele Amsterdamse sociologie-studenten een eigen blad op, Sociologisch Mokum, en ze vroegen mij of ik daar een vaste column voor wilde schrijven. Sindsdien heb ik in bijna alle nummers een stuk geschreven. Na enkele jaren ging ik dat ook doen voor het blad Sociologie Magazine. Eindelijk had ik een manier gevonden om iets te doen met de invallen die tot dan toe een verborgen bestaan hadden moeten leiden. Want vrijwel alle stukjes in die tijdschriften en dus ook in dit boek zijn hun leven begonnen als multoblaadje.
Toen mijn pensioen naderde heb ik zelf, een beetje brutaal, een cadeautje gevraagd aan Sociologisch Mokum: een bundeling van de stukjes die ik de afgelopen zestien jaar had geschreven. De redactie was meteen enthousiast, ook de redactie van Sociologie Magazine steunde het initiatief en de afdeling Sociologie en Culturele Antropologie van de UvA was bereidwillig. Ik ben iedereen dankbaar voor al die vriendelijke steun en voor al hun werk, in het bijzonder hoofdredactrice Lisa Bontebal, ontwerpster Andrea Vendrik, uitgever Ben van der Camp en de vrouw die op de goede gang van zaken toezag: Muriël Kiesel.
Het allereerste multoblaadje dat ik schreef op 2 mei 1964, was na die plechtige inleidende woorden helemaal gewijd aan het raadsel van de herinnering. Mensen herinneren zich hun leven lang diep ingrijpende gebeurtenissen, schreef ik, maar daarnaast kan het zomaar gebeuren dat iemand op eigen houtje een moment in zijn leven uitkiest en zich welbewust voorneemt: dit ga ik de rest van mijn leven onthouden. En ik besloot dat het moment waarop ik mijn allereerste multoblaadje schreef – het begin van een reeks die, dat wist ik zeker, mijn leven zou doorlopen – zo’n memorabel ogenblik moest worden. Dat heeft ook echt gewerkt: ik weet nog precies in welke kamer ik zat, waar ik zat en wat er op de tafel stond (nogal saai: koektrommel, fruitschaal, bloemenvaasje) toen ik die eerste pagina schreef.
Maar nu overkomt me iets wonderlijks. Ik blijk toch iets belangrijks te zijn vergeten. Dat is een zin, waarvan ik me helemaal niet meer kan herinneren dat ik die toen heb opgeschreven. Maar daar staat hij echt: ‘Hallo Bart van over 50 jaar, je bent er nog niet, maar eens zul je er belanden en dan zul je nog wel eens aan dit moment denken.’ Ik kijk om en daar, heel in de verte, zie ik iemand naar me zwaaien. Ik zwaai terug.
‘Ten geleide’. Inleiding tot het boek Multoblaadjes. Diemen: AMB, 2013. pp. 7-9.