Berichten

Het beeld van de tijd in het landschap van de stad (1998)

1972

In oktober 1972 organiseerde het Musée des Arts Décoratifs in Parijs een kleine tentoonstelling onder de titel L’image du temps dans le paysage urbain. Het idee was eenvoudig: 68 plekken in de buitenwijken van Parijs, afgebeeld op oude ansichtkaarten uit een particuliere collectie, waren in 1971-1972 na het nodige speurwerk opnieuw bezocht door twee fotografen, Alain Blondel en Laurent-Sully Jaulmes, en gefotografeerd vanuit precies dezelfde positie als een jaar of zeventig eerder. Het verstrijken van de tijd is niet te verbeelden, maar deze reeks foto-paren kwam in de buurt.

Van die tentoonstelling bestaat een boek met dezelfde titel en daaruit is dit tweetal afkomstig. De ondertitel luidt: `68 photo-constats‘ en uit de toelichtende tekst van de fotografen wordt duidelijk dat zij oprecht geloofden de objectieve werkelijkheid te hebben betrapt door niets anders te doen dan hun statief neer te zetten op de plek waar zeventig jaar eerder een collega dat deed en zonder enige eigen inbreng te registreren wat zich thans voor de lens bevond. De inleider van het boekje, François Mathey, laat het niet aan de kijker over om zijn eigen conclusies te trekken: in gezwollen taal wordt hier de vernietiging van het eertijds zo vriendelijke stedelijke landschap betreurd. De oude foto’s, zo is de strekking, tonen de mooie, ouderwetse, gezellige Franse voorstadjes in hun beste dagen, het begin van deze eeuw; de recente foto’s laten kaalslag en fantasieloos beton zien. `Dans notre monde actuel éclate la rupture. L’homme n’est plus à l’échelle de la ville. Elle l’absorbe et l’anéantit, comme les arbres.’ Enzovoort. Toch is die interpretatie niet vergezocht: wie dit boekje doorbladert wordt daar niet echt vrolijk van.

 

1982

Toen ik begin jaren tachtig de foto’s opnieuw bekeek, viel me op dat ze eigenlijk heel tendentieus waren. Zo schijnt op de oude foto’s vaak de zon en toont de hedendaagse foto meestal een regenachtige, sombere zondagmorgen (de fotografen trokken er wekenlang elke zondagochtend op uit om de plekjes te localiseren). Op de `linker’foto poseerden vaak voorbijgangers; voor de `rechter’foto hadden de makers geen figuranten om medewerking gevraagd. Terwijl de oude ansichten gemaakt waren door fotografen die de buurt er zo aantrekkelijk mogelijk op hadden willen zetten, hadden de twee fotografen van 1971 hun best gedaan om een zo grauw mogelijke foto te maken. In het nawoord vertellen ze dat de 68 oude ansichten werden gekozen uit een verzameling van 20.000 en dat ze daarbij vooral aantrekkelijke plekjes selecteerden: een terras voor een bistro, een pleintje met acacia’s. Dat op de plaats van dat gezellige terrasje zeventig jaar later een fantasieloze garage staat, sluit niet uit dat honderd meter verderop een prachtige kinderbibliotheek is verrezen op de plek waar zeventig jaar geleden een open riool liep. Deze foto’s, gepresenteerd als zuiver objectieve `constateringen’, bleken bij nadere beschouwing gekleurd door de ideologische overtuigingen van de makers over de teloorgang van de Parijse `banlieu’.

 

1997

Omstreeks 1972 kwam ik vaak in de Westelijke voorsteden van Parijs. Ik bewaar aan die omgeving heel dierbare herinneringen. Onlangs maakte ik met mijn zoon een sentimenteel tochtje naar die oude plekjes. Tot mijn teleurstelling was er weinig over van wat ik me herinnerde. Overal waren de smalle straatjes, waar de groene stadsbussen zich doorheen wrongen en waar luidruchtige bromfietsers de voetgangers voortdurend bedreigden, veranderd in autovrije wandelzone’s, vrolijk geplaveid met de siertegeltjes, die je ook aantreft in Hamburg en Barcelona. Waar vroeger de communistische partij een somber kantoortje had, zat nu een een Quick-restaurant, de Franse versie van McDonalds. Op de open plek achter de supermarkt, waar in 1970 een halflegaal parkeerterreintje werd gedoogd, was nu een parkje aangelegd met vrolijke plastic stoeltjes en een wip. De zwaarmoedige sfeer van de norse Parijse voorstad van het eind van de jaren zestig was onvindbaar en wat ervoor in de plaats was gekomen deed denken aan de schijnheilige vrolijkheid van Eurodisney.

Waar vindt men in 1997 nog foto’s van de Parijse `banlieu’ zoals die er omstreeks 1970 uitzag, en dan bedoel ik niet de toeristische trekpleisters en het pleintje voor de kerk, dat op de ansichtkaarten staat, maar de groezelige melancholieke voorstad die soms als decor opduikt in de stripverhalen van Jacques Tardi. Ik ken maar één boekje waarin die buurten zo levensecht zijn gefotografeerd dat ze de herinnering met een kracht die pijn doet naar boven roepen: de `rechter’foto’s in l’Image du temps dans le paysage urbain.

Dat komt niet alleen doordat de fotografen in 1971 categorisch afzagen van het streven hun foto’s iets aantrekkelijks te geven. Het komt vooral doordat ze deze foto’s hebben gemaakt volgens een bizar criterium. Omdat ze bij de keuze van hun onderwerp niets anders lieten tellen dan het feit dat op precies diezelfde plaats een jaar of zeventig geleden een leuke ansichtkaart was gemaakt, brachten ze, als het ware per ongeluk, al die onooglijke hoeken van de Parijse voorstad in beeld die geen enkele andere fotograaf de moeite waard vond om te fotograferen, maar die nu juist het evocatiefst blijken te zijn. Als je dit boekje in handen neemt, denk je telkens als je de bladzijde omslaat: `Ja, ja, zo was het, zo zag het er echt uit’. Deze ideologisch gekleurde foto’s die werden gepresenteerd met de naïeve suggestie pure `constateringen’ te zijn, blijken nu, 25 jaar later, juist daardoor een veel origineler en trefzekerder registratie te zijn dan practisch alle andere foto’s uit die tijd. Soms draagt een zekere ideologische vooringenomenheid er kennelijk juist toe bij dat men de sociale werkelijkheid onbevangener ziet dan de meeste tijdgenoten.

 

Alain Blondel en Laurent-Sully Jaulmes, l’Image du temps dans le paysage urbain. 68 photo-constats. Parijs: Musée des Arts Décoratifs, 1973.

 

“Het beeld van de tijd in het landschap van de stad”. In: Amsterdams Sociologisch Tijdschrift. Themanummer onder redactie van Kees Bruin e.a.: Mensen kijken, fotografische beschouwingen, 25 jaar AST.  Jaargang 25, nummer 1, feburari 1998. pp. 79-83