Het bezitten van muziek: einde van een illusie. Over de streaming muziek-dienst Spotify (2011)
Mijn eerste grammofoonplaat, gekocht in de zomer van 1965, was het album ‘Help’ van The Beatles. Ik had de gelijknamige film gezien en ik wilde de liedjes die ik in de bioskoop had gehoord nu ook zelf ‘hebben’. Wat betekent dat eigenlijk: muziek ‘hebben’? De erven van Michael Jackson hebben de eigendomsrechten van de composities van Lennon en McCartney, maar om dat soort bezit was het mij natuurlijk niet te doen. Het hebben van die liedjes betekende vooral: niet te hoeven wachten tot het Herman Stok behaagde om in ‘Tijd voor Teenagers’ een liedje van de Beatles te draaien, maar om zelf te kunnen beslissen op welk moment van de dag of de nacht de klanken van ‘Hey, you’ve got to hide your love away’ te horen waren. Eigenlijk ging het dus om permanente toegang tot de muziek. Ik weet nog waar ik de plaat kocht (Hogenbijl in Haarlem), hoe veel hij kostte (24 gulden 75), hoe ik hem thuis meteen ging draaien op de mono-platenspeler van mijn moeder (Triotrack) en hoe ik me voelde (intens gelukkig).
Hoe moet het in de 19e eeuw zijn geweest voor iemand die de Negende van Beethoven hoorde en dacht: die muziek wil ik hebben? Zo iemand kon de partituur kopen, maar het is slechts weinigen gegeven om bij het turen naar notenbalken een virtueel orkest te horen. Je zou een pianobewerking van de symfonie hebben kunnen aanschaffen om thuis zelf te spelen, maar ook dat vergt een stevige opleiding.
20e eeuwse mensen denken dat ze een muziekstuk bezitten als ze er een grammofoonplaat, CD of DVD van kopen, maar is dat wel zo? Alles wat je met zo’n geluidsdrager kunt doen is één bepaalde uitvoering nog eens laten opklinken, waarbij wat je hoort een laffe versie is van wat zich in de concertzaal moet hebben afgespeeld. Wil je de buren niet overdonderen met het geluid van een koor en orkest op volle sterkte, dan is alleen al het aantal decibellen onvergelijkbaar. Het bezitten van muziek is in onze tijd, net als in vorige eeuwen, een illusie.
Voor degene die zich over dit soort vragen het hoofd breekt is er in het jaar 2010 een complicatie bijgekomen. Wie zich inschrijft bij de Zweedse firma Spotify kan luisteren naar ‘streaming’ muziek die op de server staat van dit bedrijf. Neem je bij voorbeeld een abonnement van tien euro per maand (de duurste optie), dan kun je zonder reclameboodschappen naar muziek in goede geluidskwaliteit luisteren. En je houdt er een schoon geweten bij, want het is legaal. Spotify biedt verbazend veel albums aan. Je voelt je het jongetje in de snoepwinkel. Natuurlijk, het is jammer dat uitgerekend het werk van de Beatles ontbreekt; niet alle musici hebben een contract afgesloten met Spotify. Maar zeker voor de liefhebbers van klassieke muziek en jazz valt er zo veel te genieten dat degene die klaagt over wat ontbreekt werkelijk een kniesoor is.
Het wonderlijke aan Spotify is dat je voor tien euro per maand eigenlijk alleen maar een entréebewijs koopt. Zo lang je je maandelijkse bijdrage betaalt kun je al je lievelingsmuziek aftappen, maar als je het abonnement opzegt, ben je meteen al die muziek kwijt. Downloaden is in beginsel niet mogelijk. Je koopt dus geen eigendomstitel, je koopt toegang.
De platenindustrie heeft veel geklaagd over het illegaal downloaden, maar wat Spotify doet is revolutionairder. In het jaar 2010 is de wereld van de muziekhandel fundamenteel veranderd en de consequenties zijn nog niet te overzien.
Voor de eigenaars van platenzaken is Spotify slecht nieuws, maar voor muziekliefhebbers voelt het aan als een droom die onverhoopt werkelijkheid wordt. En toch, ook in dit geval (het zal eens niet zo zijn) gaat er iets verloren. Sinds 1965 vind ik het zo fijn om een album te kopen, mee naar huis te nemen, uit de verpakking te halen, te beluisteren en dan te denken: ziezo, deze muziek is nu echt van mij, dit pakt niemand me af. En uitgerekend die aangename illusie van muziek te bezitten, die wordt me nu afgepakt.
‘Het bezitten van muziek: einde van een illusie.’ In: Sociologie Magazine. Jaargang 19, nummer 1, maart 2011, p. 20. Herdrukt in: Bart van Heerikhuizen, Multoblaadjes. Diemen: AMB, 2013. pp. 122-124.