Berichten

O amor natural, een film van Heddy Honigmann. Over liefde, seks en melancholie. (2011)

In de jaren zestig hoorde je vaak de stelling verkondigen dat in ons type samenleving twee onderwerpen taboe zijn: je praat niet over seks en je praat niet over de dood. De bewering dat seks een taboe onderwerp zou zijn is door veel sociologen onderbouwd. Van Norbert Elias wiens studie over het civilisatieproces laat zien dat alles wat met sexualiteit te maken heeft in Westerse samenlevingen steeds meer verbonden raakt met schaamte en pijnlijkheid tot de socioloog Anthony Giddens die het in zijn boek Modernity and Self-identity heeft over wat hij noemt de Sequestration of Experience, het over de muur van de kloostertuin werpen van al die dingen die niet goed passen in het huidige discours. Je vindt het bij Goffman als hij zegt dat gedrag dat niet goed past in wat hij noemt de front stage wordt verbannen naar de back stage, achter de coulissen van het openbare leven verdwijnt. Seks wordt verbannen uit de openbaarheid; alles wat met sex te maken heeft ervaren we als lastig, pijnlijk, beschamend.

Maar is seks intussen nou nog wel zo’n groot taboe? Je wordt doodgegooid met seks: radio en televisie tonen weinig anders, de reclameborden op straat confronteren je aan één stuk door met sterk gesexualiseerde beelden. En niet alleen worden we overstroomd met sexuele voorstellingen en teksten, er wordt ook buitengewoon openhartig over seks gepraat in talkshows, in TV-serie als Sex and the city en ook in het café om de hoek. Dus: is seks eigenlijk nog wel een taboe-onderwerp, vandaag de dag? Het lijkt van niet. De tijden zijn veranderd.

En toch gaat de film die we vanavond gaan zien over een taboe. Althans, ik denk dat dit onderwerp nog steeds tot op zekere hoogte in Nederland een taboe onderwerp is. Het taboe ontstaat daar waar seks stuit op een ander element: leeftijd. Vanavond gaat het niet over seks en de zeer jonge leeftijd, het onderwerp kindersexualiteit en het vertoog van de pedofielen daarover. Ook dat is een zeer beladen thema, zeg maar gerust een open zenuw in onze samenleving, maar daarover gaat het nu niet. Het gaat vanavond over seks en oude mensen, mensen die bejaard, hoogbejaard zijn. Veel mensen, veel jonge mensen, vinden dat oude mensen, mensen van boven de zestig, eigenlijk niet meer zouden moeten denken aan, praten over, laat staan doen aan seks. Hebben die zestig plussers het er toch over, dan roepen de jongelui geshockeerd: too much information en ze stoppen hysterisch lachend hun vingers in hun oren en zingen een liedje zonder toonhoogte: la-la-la-lala. Als je tot die categorie jongeren behoort, dan is de film van Heddy Honigmann waarover ik het wil hebben geen pretje, want je ziet anderhalf uur lang oude mensen die enthousiast en ongegeneerd praten over seks. Dat alleen al maakt dit een beetje een taboedoorbrekende film.

Eén van de grote problemen van de interviewer, of het nou een sociale wetenschapper of een krantenjournalist of de maakster van een documentaire film is, luidt: hoe die mensen aan het praten te krijgen. En zeker als het gaat over pijnlijke onderwerpen. Filmmaakster Heddy Honigmann grossiert in pijnlijke onderwerpen. Ze maakte een film over de dood, Forever, een film over seks, O amor natural, maar ook over andere pijnlijke onderwerpen. Zo maakte ze een film over Nederlandse oorlogsveteranen die ze liet praten over hele ellendige dingen die ze hadden beleefd. Zo maakte ze een film waarin ze haar eigen moeder liet vertellen over gruwelen uit de tweede wereldoorlog. Hoe pakt ze dat aan, hoe brengt ze die mensen ertoe om, terwijl de kamera draait, hun hart uit te storten. Daarvoor heeft ze in veel van haar films steeds weer andere oplossingen die toch eigenlijk steeds op hetzelfde neerkomen. Die oorlogsveteranen bij voorbeeld vraagt ze: was er bepaalde muziek waarnaar je veel luisterde toen je daar was. En dan zegt zo’n militair, ja, we luisterden de hele dag naar Guns and Roses en dan zegt zij: wil je die muziek even aanzetten? En dan doet die militair dat en dan is hij weer op die plek, bomber’s alley, waarvan je nooit zeker wist of je er weer levend uit zou komen. En dan zet ze haar kamera aan en dan laat ze zo iemand het verhaal vertellen op het moment dat die klanken alles weer hebben teruggeroepen, het staat ze ineens weer helemaal levendig voor de geest. Het is principe van de onvrijwillige herinnering, zoals uitgelegd door Proust, het madeleine koekje. Dat verhaal zit ook in één van haar films, Forever. Ze doet het in de film De liefde gaat door de maag, een televisieserie, door mensen een gerecht te laten maken dat ze vaak aten in een veel eerdere periode in hun leven, vaak toen ze nog klein waren. In de aflevering die getiteld is Een sjtettel die niet meer bestaat maakt haar eigen moeder jiddische vrennekes. En dan vertelt haar moeder, met de geur en de smaak van dat gerecht in haar neus en mond en daarmee met de herinneringen plotseling weer vlak aan de oppervlakte over hoe de nazi’s haar geboortedorp hebben vernietigd en haar familie hebben vermoord. In de film Forever vraagt ze aan mensen om te praten over hun geliefde dichter of schilder of musikus, staande naast het graf van die kunstenaar, waar ze net een bloemetje bij hebben gelegd. In de sociologie noemen we dit de elicitatiemethode, je ontlokt mensen een verhaal door ze op een bepaalde manier te stimuleren. Maar de methoden waarvan Honigmann zich bedient komen in de sociologie niet voor, wel in de psychiatrie, bij de behandeling van mensen met een post traumatisch syndroom.

In elke film gebruikt ze deze methode op een weer andere, heel originele manier. Ze wil dat de mensen terug gaan in de tijd, stukken uit een eerdere fase in hun biografie vertellen, maar liefst met een hele oprechte, levendige emotie, niet het cliché-verhaal dat ze zo vaak op verzoek of zonder verzoek afratelen, maar het verhaal dat is voorzien van details waaraan ze sinds het is gebeurd, nooit meer hebben gedacht en die die mensen te binnen schieten terwijl de kamera staat te draaien; om dat te bereiken prikkelt ze hun zintuigen met de geur en smaak van een gerecht, de klank van de muziek van toen, een foto’tje waaraan ze zich destijds hebben vastgeklampt, het T-shirt van de overleden zoon.

Ik gebruikte het woord trauma. Het gaat bij dit soort technieken vaak om hele verschrikkelijke herinneringen, dingen waaraan mensen nauwelijks willen of durven terugdenken. Oorlogstrauma’s bij voorbeeld. Maar de dingen die ze mensen in O asmor natural vraagt om zich weer levendig voor de geest te halen zijn helemaal geen nare dingen, het zijn hele gelukkige en gelukkig makende herinneringen. Herinneringen, soms wel een halve eeuw oud, aan liefde, intimiteit, hartstocht, erotiek, seks.

In deze film is de stimulus op het eerste gezicht een beetje onwaarschijnlijk: gedichten, poëzie. Honigmann probeert mensen aan de praat te krijgen door ze eerst een gedicht te laten lezen. In Nederland zou dat misschien niet zo goed werken. Ik zie nog niet meteen voor me hoe iemand in tranen vertelt hoe hij vroeger de sombere novemberdagen doorkwam nadat hij het gedicht November van de dichter Bloem heeft moeten voorlezen. Maar de mensen die hier worden geïnterviewd zijn geen nuchtere en preutse Hollanders, het zijn poëtische Brazilianen en ze laat ze gedichten lezen van een dichter die in Brazilië heel bekend en geliefd is, Carlos Drummond de Andrade.

Deze Carlos Drummond de Andrade heeft naast het beroemde poëtische verzamelde werk, dat veel Brazilianen goed kennen, ook een geheim oeuvre op zijn naam staan van erotische poezie en het zijn die gedichten die ze de mensen laat voorlezen, waarna ze ze vraagt welke reacties dat vers bij ze teweeg brengt. Soms waren de bewoners van Rio de Janeiro, die voor haar kamera komen, een beetje verbaasd: heeft onze grote dichter Drummond zulke schunnige dingen geschreven? Maar ze vergeven het hem ter plekke, want ze vinden het eigenlijk ook wel heel leuk en mooi. Niemand reageert preuts, geschokt, afwerend, de reactie is er meer een van giechelen. Je vraagt je al kijkend wel af hoe Nederlanders zouden reageren als je ze zoiets zou voorleggen.

Drummond de Andrade leefde van 1902 tot 1987. Zijn gedichten zijn in het Nederlands vertaald door August Willemsen. Ik heb drie bundels met werken van hem: Gedichten, Farewell; de laatste gedichten en dan natuurlijk de bundel die heet O amor natural, de liefde natuurlijk. Links de portugese tekst, rechts de Nederlandse vertaling. Iedereen die deze bundels leest kan vaststellen dat we hier te maken hebben met een hele grote dichter, iemand van wereldformaat, dit is Nobelprijs-niveau.

Wat belangrijk is om te weten is dat Drummond de Andrade de erotische gedichten schreef na zijn zeventigste levensjaar. Hij ging dood toen hij 85 was. Pas daarna, dus postuum, is de bundel met het erotisch werk gepubliceerd; hij heeft dat zelf niet meer meegemaakt en dat was ook zijn bedoeling, want hij wilde niet hoeven te beleven dat sommige bekrompen recensenten zijn gedichten pornografisch zouden noemen en ze zouden afkeuren. Deze openhartige gedichten zijn dus geschreven door een oude man die omziet op zijn erotisch verleden, zoals ze ook worden voorgelezen door oude mensen. Een bejaarde en zelfs hoogbejaarde kunstenaar die gefascineerd wordt, geobsedeerd wordt door seks, door herinneringen aan seks, dat doet natuurlijk meteen denken aan het late grafische werk van Picasso, die op hoge leeftijd ook meer en meer penissen en vagina’s ging tekenen. Ouderdom en seks, daar gaat het hier om.

Honigmann wilde oorspornkelijk een korte film maken waarin bejaarde bewoners van Rio de Janeiro, hele gewone mensen, geen dichters of kunstenaas, maar voormalige slagers, taxichauffeurs en gepensioneerde huisvrouwen, die prachtige erotische poëzie van de bejaarde dichter zouden voorlezen met hun zangerige Zuid-Anerikaanse uitspraak van de Portugese taal. Maar de amateur-declamatoren bleken door de gedichten te worden gestimuleerd om allerlei dingen te gaan vertellen over hun eigen sexleven, over hun erotische herinneringen, de gedichten bleken bij veel oudere mensen de sluizen als het ware open te zetten. Toen ze dat bemerkte tijdens de research-fase voor haar film, besloot de creatieve kunstenares om dan maar een heel andere film te gaan maken, namelijk een film die vooral gaat over de associatiestromen die oude Brazilianen krijgen na het lezen van deze gedichten.

In het werk van Douwe Draaisma kun je lezen dat als mensen ouder worden de herinneringen aan kun kindertijd en puberteit juist weer sterker worden. Drummond de Adrade gaat in de gedichten uit zijn laatste levensfase terug naar herinneringen van vijftig jaar geleden, het is een omzien op de erotiek van zijn jaren als jongeman. Dat geldt ook voor de voorlezers. In veel gevallen mag je ervan uitgaan dat ze veel van die stoute dingen waarover ze met glimmende oogjes vertellen al een tijdje niet meer doen – nou ja, in elk geval niet meer zo vaak als toen. Soms schept een man erover op dat hij nog steeds tot heel wat in staat is, maar als je dat zo ziet, denk je toch al gauw: grootspraak. Wat de hele film ook iets tragisch geeft. Het gaat hier ‘over oude mensen en de dingen die voorbij gaan’. Dat is Couperus. En dit is Bloem: ‘voorbij, voorbij, o, en voorgoed voorbij’. Honigmann, die een film maakte met de titel metaal en melancholie zei in een interview dat ze deze film aanvankelijk had willen noemen: ‘liefde en melancholie’. Dat is nog steeds een treffende titel voor wat de film toont. Het is een mooie combinatie: soms wordt de liefde en de seks als je er jaren later melancholiek op terugblikt nog mooier dan op het moment dat het gebeurde.

In de film zitten ook een paar kennissen van Drummond de Andrade, zoals de man die zijn hoeden maakte en een vriend. En je hoort ook nog even zijn stem op een oude vinyl-plaat uit 1972. Het is dus ook een klein beetje een film rond die dichter, maar het is wel een sideline geworden.

Uiteraard is de hele film in het Portugees, Zuidamerikaans Portugees, wat mij betreft de mooist klinkende taal op aarde, en misschien wel de taal die het meest geschikt is voor erotische teksten, zo verleidelijk en geil zoemen en resoneren die klinkers en medeklinkers.

De lijnen en de patronen in deze film lopen niet alleen dwars door de hele film heen, ze lopen ook door het hele filmische oeuvre van Honigmann heen, dit is een kunstenares wier gehele werk, tot en met haar recentste werk, een eenheid vormt. Het is sinds een paar dagen heel gemakkelijk geworden om dat te doen, want er is onlangs een dvd-box verschenen met daarin dertien films van Honigmann, wat veel is, maar niet het complete werk, want helaas ontbreekt de TV-serie De liefde gaat door de maag en die vond ik nou juist zo indrukwekkend. Maar uiteindelijk is er toch misschien slechts één enkele persoon die dat hele oeuvre kan overzien en dat is de maakster zelf. Zij is het die nu al zo’n dertig jaar lang bezig is om al haar dromen en obsessies, al haar liefdes en vragen, haar hele levensthematiek samen te brengen in een cinematografisch oeuvre dat een grote eenheid vertoont, een hecht doorgecomponeerde structuur.

Heddy Honigmann, geboren in 1951, in Lima, Peru, als dochter van ouders die de Shoah hebben overleefd door het moorddadige Europa te ontvluchten, is een Nederlandse cineast. Ze verliet Lima toen ze 22 was, studeerde film in Rome, woont en werkt sinds 1978 in Amsterdam. Ze maakte vooral documentaire films, zoals Metaal en Melancholie over mensen die als taxichauffeur overleven in Lima, Peru, haar geboortestad,  Het Ondergronds Orkest over straatmuzikanten in de metrostations van Parijs, Crazy, over Nederlandse militairen op buitenlandse missies, El Olvido (Vergetelheid), over mensen die moeten sappelen om rond te komen in Lima, Peru en de prachtige film Forever die is opgenomen op en rondom het kerkhof Père Lachaise in Parijs. Ze maakte ook speelfilms, zoals de film Hersenschimmen. Ze maakte ook een hele reeks films voor de televisie waarin ze mensen hun geliefste recept laat koken en ze daarbij interviewt over hun leven, zoals dat weer naar boven komt terwijl ze die gerechten staan klaar te maken. Die reeks heet: liefde gaat door de maag. Ik noemde al de eerste aflevering waarin haar moeder centraal staat.

Honigmann is jaar in jaar uit de ster van het IDFA, dat toevallig juist nu aan de gang is en sleept dan alle onderscheidingen in de wacht, ook nu weer. Ze kreeg twee keer een gouden kalf. Ook nu weer: op het IDFA wordt ze in het zonnetje gezet, met enige fanfare wordt daar haar nieuwste film, de speelfilm En op’n goede dag gepresenteerd, er verschijnt een box met een groot deel van haar werk (in de serie Dutch Documentary Collection van het Instituut voor Beeld en Geluid), in Parijs vond van 5 tot en met 17 november 2011 een retrospectief plaats van haar hele werk in het Centre Pompidou onder de titel Heddy!.

Ik heb Heddy Honigmann een paar keer live gezien, maar zij heeft mij maar één keer gezien. En dat was uitgerekend op de avond dat O amor natural in première ging, november 1996, op het IDFA- festival in Amsterdam. Het was na afloop van de film, die een enorme indruk op me had gemaakt. Heddy stond met haar rug naar mij en mijn vrouw aan de bar. Mijn vrouw zei: ‘Ik ga even dag zeggen.’ Ik bleef op een afstandje wachten, want mijn vrouw kende haar, maar ik niet en ik wilde me niet opdringen aan de ster van de avond. Mijn vrouw, met wie ik toen nog niet was getrouwd, was in de jaren tachtig een kennis van de regisseur, ze deed vertaalwerk voor haar. Mijn vrouw en Heddy zoenden elkaar, ik keek op een afstandje toe en toen zei mijn vrouw tegen haar: ‘Kijk, die man daar, dat is mijn vriend.’ En toen keek Heddy Honigmann naar mij. Ze nam me op van hoofd tot voeten, met een intense blik. Zo heeft nog nooit iemand naar me gekeken, ik had het gevoel alsof ik door een scanner ging. De rest van de avond bleef ik een stukje uit haar buurt.

‘‘O amor natural.’ Inleiding bij de film O amor natural van Heddy Honigmann.’ Voordracht  op de filmavond, georganiseerd door de studievereniging van studenten Algemene Sociale Wetenschappen, ‘Pegasus’. Amsterdam, PC-Hooft-huis, zaal 1.04, 1 december 2011.