Berichten

Stedelijk en rijks. Over het genieten van beeldende kunst (2013)

Soms biedt het wel eens een voordeeltje om socioloog te zijn. Dat bleek bij de heropening van het Stedelijk Museum in Amsterdam op zaterdag, 22 september 2012. De televisie was present, alle kranten berichtten erover, het was een echte media gebeurtenis. Ik dacht: als we nou morgen, zondag, 23 september, naar het Stedelijk gaan, dan is het daar helemaal niet druk, want iedereen die naar de TV heeft gekeken, verwacht dat het museum op die allereerste zondag overvol zal zijn. Die simpele redenering werd spectaculair bewaarheid: acht wachtenden voor ons bij de kassa, in een paar minuten waren we binnen. Later hoorde ik dat in de weekends erna de rijen akelig lang waren geweest. In het museum zag je mensen met aandachtige blik langs de kunstwerken lopen. Bij het schilderij van Hare Majesteit zelf, gemaakt door de Belgische schilder Luc Tuynmans, hoorde ik een bezoeker zeggen: wat een verschrikkelijk schilderij, maar wel heel interessant. Hij keek er heel somber bij. Vlak daarbij bevond zich het grote rechthoekige object met rode, gele, blauwe en turkoize panelen van Donald Judd, getiteld Untitled. Hier stond een gezelschap van keurige mensen zwijgend naar te kijken, want dit werk was niet alleen opvallend groot en dicht bij de ingang geplaatst, maar het had ook veel aandacht gekregen in de publiciteit vooraf. Het gold als een onmiskenbaar hoogtepunt in de collectie en deze mensen deden erg hun best om het er aan af te zien. Men keek, liep er omheen, keek nog eens en peinsde over de zinnen die je hierover zou kunnen uitspreken, zonder je in dit keurige gezelschap te blameren. ‘Wat een interessante wisselwerking van licht en donker’, dat kon er nog net mee door, al wist je het nooit zeker. Verderop in het museum zag je mensen met ontroering de werken herkennen die ze zich van vroeger herinnerden. Daar had je Yves Klein weer. Tsjonge, wat was die toch blauw. Zelf vond ik het leuk om een groot apparaat van Jean Tinguely terug te zien, dat ik ooit had bewonderd op de beroemde tentoonstelling Bewogen Beweging van 1961. Ik was toen 13 jaar oud, het was mijn eerste kennismaking met moderne kunst en die beviel goed. Maar wat had die Tinguely de tand des tijds slecht doorstaan! Het zag er nu zo ouderwets uit, zo typisch jaren zestig. Ik was op dat moment waarschijnlijk de enige bezoeker in deze zaal die nog wist hoe baanbrekend dat werk destijds was geweest. De andere museumgangers gingen er snel aan voorbij, niet boeiend meer. Het tempo zat er trouwens goed in, iedereen leek zich te haasten naar het slottafereel bij de boekwinkel en het restaurant met de uitstekende wijn.

Op zaterdag. 13 april 2013 opende Koningin Beatrix het Rijksmuseum in Amsterdam. Ik herinnerde me de sociologische theorie die me al eerder van pas was gekomen, dus op de dag erna, zondag, 14 april, gingen we naar het Rijks. En jawel hoor, ook nu waren we weer in een paar minuten binnen, terwijl het in de weken erna vaak dringen was. In het Rijks gedroegen de mensen zich heel anders dan op die eerste zondag van het Stedelijk. Je hoorde ze naar elkaar roepen: ‘Waar hangen de Vermeers, jongens, hoe kom je bij het Poppenhuis, hé Liesbeth, ik heb ons meisje van Verspronck gevonden, loop achter me aan…’ Mensen die elkaar helemaal niet kenden spraken elkaar aan. Bij het Kerkje van Saenredam, zei een oudere dame: ‘Wat is dat toch een mooi schilderijtje, vindt U niet?’ Een meneer stond te stralen bij de Sint Elisabeths vloed. ‘Weet U nog waar die vroeger hing, ja precies, boven, bij het begin van de expositie, vlak bij het winkeltje, maar hier wordt hij wel veel mooier belicht.’ Een mevrouw liet haar dochter het zogenaamde luizenmoedertje van Pieter de Hoogh zien, andere ouders stonden hun kroost met het enthousiasme van de onvergetelijke Pierre Janssen te wijzen op de Amsterdamse topografische details in de schilderijen van Breitner. En iedereen, maar dan ook werkelijk iedereen, liep op die eerste zondag in het Rijks te stralen. Wie ik ook aankeek, telkens zag ik een bête, gelukzalige glimlach. Wat een mooie ruimtes, wat een prachtige schilderijen, wat een geluk dat we ons geweldige museum eindelijk weer helemaal hebben teruggekregen.

Plotseling bedacht ik dat ik deze lieve smile, die hier op al die gezichten lag, helemaal niet had gezien in het Stedelijk. Daar waren de mensen ernstig, afgemeten, ze spraken behoedzaam, een beetje angstig, ze leken nergens echt plezier aan te beleven. Hier hoorde je om je heen onbeschaamd roepen: ach, wat vind ik dat toch een práchtig schilderij. Dit soort enthousiasme had ik in geen jaren meer waargenomen in een museum. Ik piekerde erover waar ik dit ook alweer eerder had gezien en ineens wist ik het: dat was een jaar of 15 geleden in het Jopi Huisman museum in Warns, waar alle bezoekers alle schilderijen zonder enig voorbehoud geweldig vonden en dat ook goed lieten horen.

Volgens de Franse socioloog Pierre Bourdieu verraden mensen hun klasse-positie door de wijze waarop ze schilderkunst tot zich nemen. De koele socioloog zou het onbekommerde plezier in het Rijks misschien kwalificeren als kenmerkend voor mensen met minder cultureel kapitaal, terwijl de wat afstandelijke en formele blik van de bezoeker van het Stedelijk wijst op een hoge positie op de schaal van het cultureel kapitaal. Erg interessant allemaal, maar mij viel toch vooral op dat de mensen in het Rijks het veel meer naar hun zin leken te hebben. En we hebben het hier niet over genieten van het grafische werk van Anton Pieck of Rien Poortvliet, deze mensen laafden zich hartstochtelijk aan de geconsacreerde werken van Saenredam, Vermeer, Rembrandt, Ruysdael en Frans Hals. Deze werken staan zonder enige twijfel aan de top van ons openbaar kunstbezit, ze bezitten alle officiële seals of approval die je je maar kunt voorstellen en dat belette op die zondag niemand om ze te begroeten met een soort kinderlijke vrolijkheid, ze zijn er weer!

Nou ja, één ding is zeker. Wat boffen wij Amsterdammers toch enorm met deze twee heropende musea: in het ene museum kun je je laten verrassen, shockeren, verwarren, ontroeren, in het andere museum kun je je de hele dag door, alle dagen van de week, volledig en totaal, súf genieten.

‘Stedelijk en Rijks’. Column, uitgesproken in het programma Swammerdam op het radiostation AmsterdamFM op 2 juni 2013.