In memoriam voor Bart van Heerikhuizen (1948-2022)
Door Fenneke Wekker
www.fennekewekker.nl
Bron: Wekker, Fenneke. “In memoriam voor Bart van Heerikhuizen (1948-2022).” Tijdschrift Sociologie, vol. 4, 2023, p. 164-167.
Beste Bart,
Dit is geen in memoriam over jou, maar voor jou; Omdat ik vermoed dat jij het leuk en interessant zou vinden om te merken dat je er nog bent en dat je zelfs na je dood nog direct aangesproken kunt worden. Nu zou het natuurlijk kunnen dat je het niet eens bent met deze vorm en liever had gezien dat ik jouw nalatenschap op een meer gangbare manier zou eren, maar dat is het nadeel van dood zijn: je kunt je bezwaren niet direct kenbaar maken. Waarvan akte.
Ik doe dit ook op deze manier, omdat sociologie niet zozeer een vakgebied was waar je buitengewoon goed in was, maar vooral een levensstijl, een welhaast spirituele leidraad voor een fervente atheïst zoals jij. Niet alleen bracht je de sociologische blik op ons, jouw studenten en collega’s, over als een priester – je kreeg werkelijk ‘de geest te pakken’ zodra je plaats nam achter de katheder – maar ook stak je niet onder stoelen of banken dat sociologische concepten en theorieën jou persoonlijk houvast boden. Ze hielpen jou, en daarmee ook ons als jouw trouwe gemeenschap van sociologische gelovigen, om betekenis te geven aan de wonderbaarlijke sociale fenomenen om ons heen, om ze beter te begrijpen en te verklaren, om ons verbonden te weten met een groter geheel.
En, op heel persoonlijk vlak, leek je in de sociologie troost te vinden voor je naderende dood. Maar daarover straks meer.
Jouw sociologie als levensstijl zorgde er in ieder geval voor dat je nooit uitgepraat raakte over wat je ontdekte en meemaakte, het zorgde ervoor dat ons sociologische gesprek doorging tot vlak voor jouw overlijden en zelfs door kan gaan nu je deze aarde fysiek hebt verlaten.
Man läßt sich fallen und man fängt sich auf.
Dit citaat van Norbert Elias haalde je regelmatig aan. Het betekende denk ik op vele manieren, in veel verschillende situaties, meerdere dingen voor jou.
Soms gebruikte je het citaat om mensen om je heen te troosten. Je moedigde hen ermee aan te vertrouwen op het web van sociale bindingen waarmee we onlosmakelijk verbonden zijn en waar we ons, in al onze menselijke kwetsbaarheid, door kunnen laten dragen. Vertrouw er maar op dat je opgevangen wordt.
Soms sprak je Elias’ zin vol verwondering uit om te benadrukken hoe wonderbaarlijk het eigenlijk is dat, in een wereld die feitelijk in brand staat, waarin mensen elkaar naar het leven staan, waarin polarisatie, discriminatie en populisme in het publieke debat de boventoon voeren, en waarin de meeste mensen zichzelf als individu zien en proberen te onderscheiden, er iets is dat ons bij elkaar houdt en balans aanbrengt in ons samenleven.
Zelfs als ieder individu zich terug zou trekken uit de samenleving, alleen om zichzelf zou geven en zich ogenschijnlijk niets van anderen aantrekt, dan nog – en dan haalde je met graagte Elias aan, gestut met een monoloog over de inzichten van Émile Durkheim – blijven wij als mensen met elkaar verbonden. Zelfs als je je moederziel alleen voelt, het gevoel hebt overal buiten te vallen, als je niet meer mee wilt doen met de ratrace, of je opstelt als een freerider: je blijft onderdeel van een groter geheel en wordt zachtjes gewiegd in het oneindige web van menselijke figuraties. Laat je maar eens vallen. Vertrouw er maar op.
Soms sprak je over deze structuratie van sociaal handelen bijna alsof het een Goddelijke Hand betrof; alsof een onzichtbare herder zijn onwetende schaapjes – ondanks ieders individuele, authentieke zelfbeeld – dezelfde kant op stuurt. De Goede of Kwade kant, dat vertelde het verhaal niet. Maar één ding was voor jou zeker: mensensamenlevingen vinden op wonderbaarlijke wijze steeds opnieuw een nieuwe balans, omdat het Sociale dat wil.
Andere keren gebruikte je het citaat van Elias, ondersteund door het werk van Durkheim, om jezelf en anderen te overtuigen van een atheïstische vorm van Het Eeuwige Leven. De sociologische gedachte dat het web van sociale interacties – waarvan je tijdens je leven op aarde onderdeel bent, dat jou vormt én mede door jou gevormd wordt – al vóór je geboorte bestond en ook ná je dood zal blijven bestaan, werkte voor jou als het laatste sacrament voor een stervende christen. De mensheid gaat door na ons sterven en is voorgoed een minuscuul beetje veranderd door onze tijdelijke aanwezigheid – zelfs als niemand het op zou merken. Daar kun je op vertrouwen.
Tot slot was er het idee dat jou fascineerde, dat niet alleen een individu zich kan laten vallen en opgevangen wordt door het netwerk om zich heen – wat jij tot het eind toe aan den lijve ondervond binnen je liefdevolle familie- en vriendenkring – maar dat ook de mensheid als geheel zichzelf opvangt na een val. Als dat zo is, dan is er geen einde aan het sociale web dat wij, onze voorouders en ons nageslacht vormen. En tegelijkertijd was dit de gedachte die je, in de laatste weken voor je dood op 12 december 2022, parten begon te spelen.
Op de dag dat je definitief ontslagen werd uit het ziekenhuis en je door een ambulance naar huis werd gebracht om daar te sterven, stuurde je me een berichtje. Je kon nauwelijks meer typen en hield het kort. Maar je had het filmpje teruggekeken van het college dat je in 2013 had gegeven voor de Universiteit van Nederland, getiteld ‘Bestaat er een medicijn tegen de angst voor de dood?’. Hierin vertelde je, aan een publiek dat ademloos aan je lippen hing, dat dat medicijn voor jou weldegelijk bestond, en dat je dit gevonden had in de sociologische theorieën van Durkheim en Elias.
Maar die dag in november schreef je:
Ik doe mijn best te geloven in wat ik in dit college beweer. Maar het voelt toch ook een beetje als een heel enthousiast college over het fantastische AGIL-schema van Parsons: gelooft de spreker zelf wel wat hij zegt?
Je twijfelde. Zo in het aangezicht van je eigen dood wankelde je geloof. Ik probeerde je per WhatsApp te herinneren aan je eigen evangelie en je te laten weten: vertrouw maar. Vertrouw er maar op dat je je kunt laten vallen. Je wordt opgevangen en voortgedragen door het web van bindingen dat je achterlaat.
Een dag later – je hebt tot het laatste moment je talent voor verhaalopbouw en het maken van een sterke spanningsboog weten te behouden – stuurde je me als antwoord een oude tekst van jouw hand waarin je het boek Death and Afterlife van de filosoof Samuel Scheffler behandelt, en dat je begint met:
Stel je voor dat je zou weten dat zich dertig dagen na je eigen dood een verschrikkelijke ramp zou voltrekken, waardoor alle mensen zouden sterven?
Ik dacht direct te begrijpen waarom je in het aangezicht van je eigen dood twijfelde aan je eigen geloof. Want als de mensheid er straks niet meer is – en die kans is niet irreëel – dan komt er een einde aan dat prachtige web van menselijke interacties. Dat betekent het einde van het sociologische Eeuwige Leven. Dan is er voor niemand van ons nog een weg terug uit de dood.
Maar je was Bart niet geweest als je niet had vervolgd:
Dit is een puur filosofische exercitie, [waarin de lezer wordt] uitgenodigd om consequent mee te denken over twee onwaarschijnlijke scenario’s [mijn nadruk, FW] […]. Het toont iets waar je zelden bij stilstaat: wij zijn niet alleen opgenomen in wereldomspannende netwerken met onze tijdgenoten, we zijn niet alleen opgenomen in netwerken met diegenen die eerder leefden dan wij, maar we zijn ook opgenomen in netwerken met degenen die nog ter wereld moeten komen, mensen die we niet kunnen haten of beminnen, omdat we ze nooit zullen leren kennen. Dat is een sociologisch inzicht van betekenis. En al was het niet Schefflers bedoeling om als een soort therapeut de eventuele doodsangst bij de lezer te verminderen, toch biedt dit […], althans voor mij, een klein beetje troost.
Dit waren de laatste woorden die je mij schreef. En ik denk dat je wilde zeggen dat het nog steeds de moeite waard is om in de sociologie te blijven geloven, omdat het nog altijd een klein beetje houvast geeft, zelfs als vallen onvermijdelijk is. Je vertrouwde weer. Je vertrouwde erop dat je opgevangen en gedragen zou worden, voortlevend in het netwerk dat je tegen je zin achter moest laten. Daarom is dit in memoriam voor jou, Bart. Omdat je gelijk had.
Over de auteur
Fenneke Wekker is politiek-socioloog en (toneel)schrijver. Tussen 2010 en 2013 was zij student en daarna collega van Bart van Heerikhuizen. Samen maakten zij in 2016 de Massive Open Online Course (MOOC) Classical Sociological Theory, die nog altijd jaarlijks duizenden studenten van over de hele wereld trekt.