Over het boek Wij zijn Nederland, Moslima’s over Ayaan Hirsi Ali van Yolanda van Tilborgh (2006)

In Amerika is het heel gewoon, maar in Nederland komt het minder voor: op de voorkant van het boek staan niet alleen de titel en de namen van de auteur en de uitgever, maar er staat ook een zin van op van iemand, die het boek van harte aanbeveelt en achter die zin staat een naam en dat is de naam van een plaatselijke beroemdheid. Nou ja, denkt de klant in de boekwinkel, als die het zo bijzonder vindt, dan moet het wel een heel goed boek zijn, en ze koopt het als Sinterklaascadeau. Op de cover van het boek van Yolanda van Tilborgh staat zo’n pontificale zin; hij komt uit de inleiding van Abram de Swaan en luidt: Met haar verhelderende verslag is het de schijfster gelukt de moslima’s voor inlandse Nederlanders begrijpelijker te maken. Met die zin doelt De Swaan vooral op het tweede deel van dit boek, getiteld Ayaan Hirsi Ali onder moslima’s, het gedeelte waarin 30 moslima’s zich uitspreken over de denkbeelden van mevrouw Hirsi Ali. Maar het is de vraag of die zogenaamde inlandse Nederlanders de geinterviewden door wat ze hier lezen werkelijk begrijpelijker gaan vinden of misschien juist onbegrijpelijker.

Of de geinterviewden nu hoog of laag zijn opgeleid, of ze werken of niet, of ze een aardige partner hebben of mishandeld zijn en in een opvanghuis zitten, of ze een gesegregeerd bestaan leiden of juist niet, of ze heel vroom hun geloof belijden of hun religie wat gemakkelijker opnemen, of hun ouders uit Egypte, Somalië, Marokko, Turkije of Azerbeidjan komen, over één ding zijn ze het bijna allemaal roerend met elkaar eens: de ideeen van mevrouw Hirsi Ali verdienen afkeuring, ze zaait tweedracht, ze drijft de zaken op de spits, haar optreden is gevaarlijk. Men zegt wel eens dat sociologen dingen ontdekken die iedereen allang wist, maar dit is een uitkomst die ik als inlandse Nederlander toch niet echt had kunnen voorspellen, ook al spreek ik als sociologiedocent wel eens met Moslimstudentes en dan hebben we het ook wel eens over Hirsi Ali. Ik zou denken dat onder moslimvrouwen, net als onder andere groepen mensen, sommigen blij zouden zijn met een politica die belangrijke kwesties agendeert en dat anderen haar optreden als té polariserend zouden afwijzen. Ik zou hebben gegokt dat de mishandelde vrouwen een tikkeltje aardiger over Hirsi Ali zouden spreken, omdat die zich erg vaak over dat huiselijk geweld heeft uitgelaten in niet mis te verstane taal. Ik zou hebben gedacht dat de hoger opgeleide Moslima’s in deze succesvolle sociale wetenschapster iets van zichzelf zouden herkennen en haar daarom een beetje meer krediet zouden geven dan de lager opgeleiden. Maar niets van dat alles. Op een of twee uitzonderingen na is er een alle klassen, opleidingsgroepen en ervaringsgroepen doorsnijdende consensus: Hirsi Ali heeft het helemaal bij het verkeerde eind, wij hebben niets met die Hirsi Ali. Een zo grote harmonie in opvattingen onder mensen die zo enorm van elkaar verschillen is op zich al wonderlijk en vergt verklaring. Die verklaringen geeft Van Tilborgh ook, en het zijn vaak plausibele en interessante verklaringen van een sociologe die haar vak goed beheerst, en toch, het blijft heel raadselachtig, deze fantastische consensus.

Moslima’s die Ayaan Hirsi Ali ongunstig gezind zijn gebruiken volgens Yolanda van Tilborgh verschillende subtiele guerillatechnieken – haar terminologie – om hun afkeer vorm te geven en één ervan, zo legt de schrijfster uit, is de taktiek van het geveinsde medeleven. De geinterviewden zeggen: eigenlijk is die vrouw heel erg zielig, eigenlijk verdient ze ons medelijden. Nu Yolanda mij heeft geleerd dat die wending een retorische strijdmethode kan zijn, durf ik het haast niet meer te zeggen, maar terwijl ik dit boek aan het lezen was vond ik Hirsi Ali steeds zieliger worden, een tragische figuur. Het moet afschuwelijk zijn om met gevaar voor eigen leven een gevecht aan te gaan ten gunste van mensen die je optreden consequent en massaal en vaak in de scherpste bewoordingen afkeuren. Een vakbondsleider die door zijn complete achterban wordt uitgejouwd, dat heeft toch iets verdrietigs.

De antropoloog en socioloog André Köbben heeft het begrip zaakwaarnemer ingevoerd voor iemand die opkomt voor anderen die te weinig maatschappelijke macht hebben om voor zichzelf op te komen – of althans, dat is wat de zaakwaarnemer denkt. Soms komt het voor dat degenen die de zaakwaarnemer een stem wil geven, zich met onverwachte felheid tegen die zaakwaarnemer zelf keren. Zo was er in Amsterdam in de jaren tachtig een sympathieke groep vrouwen die opkwam voor een betere behandeling van prostituees. Ze werden na enige tijd op brute wijze van het strijdveld geveegd door trotse hoeren die zelf voor hun zaken wilden opkomen en die deze bemoeizuchte feministische middenklassedames, die meenden te weten wat goed voor ze was, konden missen als kiespijn. Die affaire is uitgebreid gedocumenteerd in het boekje Goede bedoelingen, zaakwaarnemers in een hoerenorganisatie van Hansje Verbeek en tijdens het lezen van dit boek, moest ik terugdenken aan dat boekje, dat ook voortkwam uit een schitterende doctoraalscriptie van een Amsterdamse sociologe. Maar er is natuurlijk een groot verschil en dat is dat Ayaan Hirsi Ali zelf tot de groep behoorde die ze wilde representeren.Of althans, dat was wat deze Afrikaanse vluchtelinge geloofde, maar de geinterviewden lijken dat niet bevestigen, ze zien niet een lotgenoot, maar eerder een vijand, iemand die zich bevindt in het hart van de macht, iemand die de beste vrienden lijkt te zijn met journalisten, kamerleden en ministers, zelfs minister Verdonk, mijn vriendin Rita, en ze is dus duidelijk niet een van ons. De moslima’s die Yolanda interviewde zien in Hirsi Ali meer een zaakwaarneemster die zich bemoeit met dingen waarvan ze niets begrijpt, dan als een wat eigenaardige zuster in de strijd. Ze refereren maar zelden aan het feit dat mevrouw Hirsi Ali permanent met de dood werd en wordt bedreigd, soms lijken ze dat niet te weten, soms als ze het wel weten doen ze alsof dat maar een kleinigheid is, iets waar ze lekker over kan zeuren. Ze sluiten haar dus eerst buiten hun eigen groep en zo maken ze haar tot een externe zaakwaarnemer en van zaakwaarnemers, van mensen die wel eens even zullen vertellen hoe het er met de Moslima’s in Nederland voorstaat hebben die Moslima’s een begrijpelijke afkeer.

Er zijn vast vele cabaretiers geweest die er grappen over hebben gemaakt, maar mij viel het gisteren pas op: de eerste letters van Ayaan Hirsi Ali zijn de A, de H en de A. En AHA kennen we van de uit de psychoanalyse zo bekende Aha-Erlebnis. Ayaan Hirsi Ali hoopte een AHA-Erlebnis bij Moslim-vrouwen teweeg te brengen door zonder taboes, zonder de verhullingen van het zogenaamde politiek correcte denken, te spreken over haar eigen privé ervaringen. Ze heeft met in mijn ogen bewonderenswaardige openhartigheid verteld over de psychische nood en de dood van haar zusje, over haar eigen besnijdenis, over geweld dat ze moest vrezen van haar eigen familie, maar wat ze ook vertelde, van die Aha-Erlebnis, zo blijkt uit dit boek, daar is weinig van terechtgekomen. Als je haar al met een psychotherapeut wilt vergelijken, dan met een therapeut die bij de patient zo veel weerstand weet op te roepen dat die dicht klapt, waardoor verdere behandeling zinloos wordt. Lezend in dit boek meende ik steeds beter te begrijpen waarom er voor Hirsi Ali in Nederland niet zo veel meer te doen was.

Dit alles is door Yolanda van Tilborgh met bewonderenswaardige onthechtheid op schrift gezet. Ze heeft de door haar geinterviewden zelf laten spreken en geprobeerd om er zo weinig mogelijk doorheen te kletsen – en daarmee bedoel ik niet alleen dat ze in de interviews zelf haar eigen mening heel goed buiten haakjes weet te zetten, maar ook dat ze in het boek de ereplaats inruimt voor de moslima’s. Het zijn hun verhalen. Dat is eigenlijk nogal zeldzaam in sociologische boeken. Meestal worden er passages geciteerd, die vervolgens worden overdekt met een dikke laag interpetaties en bespiegelingen van de auteur. Yolanda van Tilborgh biedt ook een aantal interessante sociologische analyses van haar materiaal, maar ze is daarin heel voorzichtig en gedistancieerd.

Zo ontstaat een invoelbaar en levensecht beeld van een denkwereld die velen vreemd zal zijn en waarin veel wonderlijks en intrigerends en ook veel moois valt te ontdekken. Eigenlijk is het een beetje jammer dat de dames het van Yolanda alsmaar over Ayaan Hirsi Ali moesten hebben, ze blijken over allerlei andere onderwerpen zo veel interessants te vertellen te hebben en het lijkt ook alsof ze daar veel liever over zouden praten, maar ja, daar ging het onderzoek nou eenmaal niet over. Voor dit kijkje in een wereld waar je maar zelden kennis van kunt nemen, ben ik de schrijfster dankbaar. En wat dat betreft kan ik het eens zijn met die mooie volzin van Abram de Swaan die de cover van dit boek zo aangenaam ontsiert.

Toespraak bij de presentatie van het boek Wij zijn Nederland, Moslima’s over Ayaan Hirsi Ali van Yolanda van Tilborgh (Amsterdam: Van Gennep, 2006 Amsterdam), Pakhuis De Zwijger, 2006