Anders dan. Over sterkstes en zwaktes in het werk van Norbert Elias

Soms moest je op school een opstel maken over een opgegeven titel: ‘De boom spreekt’, ‘Bij opa en oma’, ‘Een dag uit het leven van de brandweerman’. Een enkele keer krijg ik nog wel eens zo’n titel-opdracht. Enkele weken geleden was het weer zo ver: ik moest, samen met de socioloog Dick Pels, een voordracht houden onder de titel: ‘De sterktes en zwaktes van de figuratiesociologie van Elias’. Dick en ik vonden het flauw als ik de sterktes zou bespreken en hij de zwaktes, dus we prepareerden allebei een lezing over wat we zelf sterk en zwak vonden aan die figuratiesociologie.

Eigenlijk is het in strijd met het denken van Elias om in het algemeen te spreken van sterke en zwakke punten. Het is beter om de vergelijkende trap te gebruiken. En zo maakte ik een comparatief lijstje van sterkere en zwakkere punten. Ik vond het veel gemakkelijker om sterkere punten te bedenken en dat lijstje is dan ook het langst.

In mijn colleges probeer ik tamelijk onthecht en neutraal alle besproken auteurs van hun beste kant te belichten, maar in dit stukje toon ik onbeschaamd mijn voorkeur.

Hier volgen mijn twee lijstjes, waarbinnen de volgorde grotendeels wordt bepaald door de vraag hoe lang geleden degene leefde met wie ik Elias vergelijk.

 

De sterktes

 

*Anders dan Marx zoekt Elias naar kennis die zo weinig mogelijk wordt gekleurd door verlangens, angsten, wensen en fantasieën.

*Anders dan Durkheim legt Elias juist heel gemakkelijk lijnen tussen de sociologie en de psychologie, mits dat een sociologische psychologie is, een psychologie die onderkent dat ook mensenbreinen door en door sociaal zijn. Waar de Frankfurter Schule met grote moeite naar streefde, dat lijkt bij Elias moeiteloos te lukken: relaties leggen tussen – om met Goudsblom te spreken – mensen in enkelvoud en mensen in meervoud, tussen – om met Bram de Swaan te spreken – hoe mensen in elkaar zitten en hoe mensen aan elkaar zitten.

* Anders dan Weber in zijn pleidooi voor waardevrijheid gelooft Elias niet dat er een fase is in het onderzoeksproces waarin waarden geen enkele rol spelen; dat hele proces is een voortdurend geworstel om een positie te vinden tussen betrokkenheid en distantie en daarvoor is geen vaste formule te geven.

* Anders dan Popper denkt Elias dat het niet mogelijk is om een onbetwistbare demarcatie aan te brengen tussen puur ideologische kennis aan de ene kant en zuiver  wetenschappelijke kennis aan de andere kant

* Anders dan Parsons gaat Elias niet uit van de interpenetratie van individu en samenleving, hun onderlinge wisselwerking. Hij gaat helemaal niet meer uit van individu en samenleving, hij gaat uit van iets heel anders, het relatief autonome niveau van het sociale, de steeds veranderende mensenfiguratie.

*Anders dan Goffman, die zijn theoretisch model steeds weer veranderde, hield Elias van zijn eerste tot zijn laatste sociologische publicatie vast aan een helder en consequent theoretisch gezichtspunt.

*Anders dan het functionalisme van Merton is de figuratiesociologie een benadering die verandering centraal stelt. Anders dan de hele mainstream sociologie van tussen de jaren veertig en zeventig gaat deze aanpak uit van ontwikkeling, van het onmiskenbare feit dat mensenfiguraties bestaan in tijd.

* Anders dan methodologisch individualisten als Homans en zijn vele volgelingen, denkt Elias dat het sociale een eigensoortige realiteit is, een relatief autonoom niveau en dat iedereen die probeert om de verschijnselen die zich afspelen op dat niveau terug te vertalen naar het niveau van asociale, autarke, in zichzelf besloten enkelingen een grote methodologische fout maakt. Die autarke enkelingen bestaan niet. Ze zijn in de empirische werkelijkheid niet te vinden, maar ze vormen ook geen zinvolle denkcategorie. Het asociale individu is een desensitizing concept.

* Anders dan de theorie van het communicatieve handelen van Habermas is de figuratiesociologie een theorie die geen kennis vergt van Parsons, Schutz, Durkheim en Weber. De inspiratie van allerlei grote geleerden, van Freud tot Huizinga en van Marx tot Simmel, is er al helemaal in verwerkt. Er wordt niet zo vaak naar verwezen, maar voor de kenners is het duidelijk aanwezig. Wil je Habermas begrijpen, dan moet je je verdiepen in de taalfilosofie, Elias kun je begrijpen zonder een letter van Weber te hebben gelezen.

*Anders dan Foucault was Elias volkomen onmodieus. Hij schrijft over lange termijn trends, maar hij was beslist geen trendgevoelige socioloog.

*Anders dan de structuratietheorie van Giddens leent de figuratiesociologie zich veel gemakkelijker voor operationalisering. Onlangs nog deed een studente er een heel mooi onderzoek mee: zie de MA-scriptie van Marjolijn Geels over cultuurfondsen. Een recent voorbeeld van een mooi proefschrift dat echt een uitwerking is van de figuratiesociologie: Ton Zwaan over civilisering en decivilisering. Ik ben hem ook heel veel dank verschuldigd voor de enorme inspiratie die hij Nico en mij bood bij het schrijven van het boek Samenlevingen. Het werk van Elias heeft geleid tot een boekenkast vol studies die gebruik maken van zijn inzichten. Van alle sterktes van het werk van Elias is dit de sterkste.

*Anders dan Zygmunt Bauman heeft Elias in zijn hele leven nooit een zin geschreven die de bedoeling had om te behagen, de epateren, te imponeren. Hij had een diepe afkeer van geleerddoenerij.

*Anders dan postmodernistische schrijvers als Baudrillard heeft Elias geen geduld voor wat hij lijkt te zien als epistemologische goochelarij. Elias zal nooit de vraag stellen of de golfoorlog in Irak eigenlijk wel heeft plaatsgevonden of dat dat alleen maar een door CNN in leven gehouden fantasie was, een gesimuleerde oorlog die zich misschien alleen maar afspeelde in de kranten en op de tv-schermen. Geen respect voor gelul!

*Anders dan de verklarende sociologie die in Nederland wordt verdedigd door hoogleraren als Harry Ganzenboom en Wout Ultee, verandert de sociologie van Elias ook iets aan hoe je de werkelijkheid waarneemt, hoe je in de wereld staat, hoe je het leven ondergaat. 34 jaar blootstelling aan de figuratiesociologie heeft me er meer en meer van doordrongen dat het wonderlijk is om bang te zijn voor de dood, omdat ik zelf wel kan sterven, maar de figuratie waarvan ik nu voor korte tijd even deel mag uitmaken niet sterft met mij. Dat geeft me een zekere troost (al is het wel een beetje een schrale troost), die ik miste toen ik zelf nog veel sterker het homo clausus gevoel koesterde. Door Elias is sociologie voor mij meer geworden dan een vak; het werd een manier van leven.

 

De zwaktes

 

*Anders dan Goudsblom is Elias onduidelijk in het verwijzen naar zijn voorgangers en zijn medediscussianten. Citeert hij een grote inspirator, dan haast altijd om te laten zien dat de man iets wat hij, Elias, scherper ziet, destijds nog niet zo goed door had.

*Anders dan Habermas heeft Elias weinig belangstelling voor filosofische vragen. Hij kwam al vroeg (namelijk in de collegezaal van Heidegger) tot de conclusie dat de filosofen het verkeerde pad hadden ingeslagen. Een van de gevolgen was dat hij een buitengewoon interessante filosoof als Popper nooit zijn fair share gaf, terwijl Popper in boeken over de geleidelijke groei van kennis of over de gevaren van het historicisme een niet herkende bondgenoot van Elias is.

*Anders dan bij Bram de Swaan (en Tocqueville, Gouldner, Mills, Goudsblom, Collins) vind ik de stijl van (vooral de oudere) Elias, naarmate ik zelf ouder word, steeds ergerlijker: herhalerig, humorloos, belerend. Er zijn goede redenen voor: hij had heel nieuwe dingen te vertellen en als je die niet met veel nadruk brengt, merken de minder goede lezers ze niet op of ze begrijpen ze verkeerd. Hij had helaas zelf ondervonden hoe het was om veertig jaar lang niet gehoord te worden. Maar ik merk dat veel hedendaagse sociologiestudenten in zijn boeken vastlopen vanwege die stijl. En dat is zo jammer. Elias hield veel van muziek en hij schreef een prachtige studie over Mozart, maar zijn eigen boeken zingen niet.

*Anders dan Bourdieu brengt Elias zijn figuraties niet gedetailleerd in kaart. Allerlei modellen van netwerk-onderzoekers over structurele gaten en over het kapitaal van  bruggenbouwers, lijken een soort empirische invulling te geven aan wat bij Elias vaak nogal algemeen en programmatisch blijft.

*Anders dan Cas Wouters zegt hij niet zo veel over de civilisatieprocessen in de afgelopen vijftig jaar. Dat vonden de studenten in de wilde jaren zeventig heel jammer en die zeurden hem er de kop om suf. In het boekje over Winston Parva en in de studie over de eenzaamheid van de stervenden gaat het wel over onze eigen tijd. Maar wil je weten hoe je wildplassers en nudisten kunt inpassen in de civilisatietheorie (of niet), dan ben je toch vooral aangewezen op Cas en op Paul, op Bram en op Joop, op Ruud en op Ton, op Rineke, Anneke, Giselinde, Christien en Ali.

*Anders dan in het oeuvre van Nico Wilterdink is er in het werk van Elias geen grote interesse voor sociobiologische vraagstukken. Daarmee heeft hij de biologistische sociologie van de jaren dertig en veertig een dienst bewezen, maar inmiddels voelt het hier en daar aan als een tekort.

*Anders dan het werk van welke andere hedendaagse socioloog dan ook, is wat Elias schrijft zo ongelooflijk knap, dat het op sommige lezers intimiderend werkt. Wanneer je Merton leest, krijg je zin om zelf ook weer eens een mooi stuk te schrijven. Wanneer je Elias leest, kun je denken: dit niveau haal ik toch nooit, laat ik de rest van mijn dagen maar slijten met het geven van enthousiasmerende hoorcolleges over Elias en over al die andere iets minder virtuose sociologen, want anders dan word ik heel ongelukkig.

Gepubliceerd als: ‘Anders dan’. In: Sociologisch Mokum. Nummer 6. 15 januari 2005. pp. 52-53. Herdrukt in: Bart van Heerikhuizen, Multoblaadjes. Diemen: AMB, 2013. pp. 28-33.