Twee minuten stilte. Over de dodenherdenking op 4 mei. (2013)

Ik ben geboren op 10 mei 1948, dus precies acht jaar na de Duitse inval. In 1955 werd ik zeven en ook toen was het weer raak: al die ooms en tantes, die op mijn verjaardag kwamen, hadden het maar over één ding: ‘Weet je nog, tien jaar geleden, de bevrijding, weet je nog, vijftien jaar geleden, de Duitse inval, tien mei, precies deze dag, het lijkt net gisteren, ik hoor nog de stem van de nieuwslezer op de radio, ik kon het gewoon niet geloven.’ De oorlog, de oorlog, de oorlog, altijd ging het over de oorlog en vooral als ik jarig was.

Bevrijdingsdag, 5 mei 1955, herinner ik me nog goed. Het eerste lustrum: tien jaar was Nederland nu bevrijd. Alle schoolkinderen in Haarlem kregen een herdenkingsbeker. Die zat tot de rand toe vol met grote rode bolvormige zuurtjes in dun cellofaan verpakt. Ze bleken wijnballen te heten. Wat waren die lekker. Van mijn moeder mocht ik ze niet in mijn mond stoppen als ik naar bed ging, want als ik dan in slaap viel, zou ik kunnen stikken in zo’n wijnbal. Zo is het woord wijnbal voor mij geassocieerd met lekker, met doodgaan en met oorlog. Ook kregen alle kinderen van het gemeentebestuur een boekje over de oorlog, getiteld 5 mei 1945. Ik kon nog niet zo goed lezen, maar de cartoon-achtige illustraties maakten veel indruk. Het ligt hier voor me. Er staat een kleine tekening in van een Duitse soldaat die met de kolf van zijn geweer een deur inbeukt en daar stond een gruwelijk woord onder dat ik kon lezen en waarvan ik de betekenis meteen helemaal begreep: mensenjacht. In één oogopslag werd het me duidelijk: in deze wereld waarin ik sinds zeven jaar mijn best deed om me een beetje thuis te voelen, was het niet pluis. Dat besef bleef bij me, voorgoed..

Op 4 mei 1955 moesten alle kinderen van de Rijksleerschool in Haarlem en dus ook de zes- en zevenjarigen uit klas twee, groep vier, naar de Dreef bij het Houtplein. Daar staat een beeld van Mari Andriessen, getiteld man voor het vuurpeloton. Ons werd verteld dat hier, precies op deze plek, vijftien mensen twee maanden voor de bevrijding, op 7 maart 1945, dus slechts tien jaar geleden, waren doodgeschoten als represaille voor een aanslag door Hannie Schaft. En toen moesten we twee minuten stil zijn en aan die fusillade denken. Ik keek naar het verstilde beeld van Mari Andriessen. Ik kan me vergissen, maar ik meen me te herinneren dat we daar niet om acht uur in de avond stonden, maar dat we die twee minuten doorbrachten in een warme lentezon. Ik was zeven en ik was heel bang.

Latere dodenherdenkingen kwamen minder hard aan. Soms merkte ik met schuldgevoel dat ik niet permanent kon blijven denken aan de oorlog, mijn gedachten dwaalden af. Daarvoor ontwikkelde ik een truukje. Als het me echt niet lukte om te denken aan moffen die op mensen joegen, dan dacht ik aan mijn pas overleden oma Rie. Ik had gemerkt dat ik dan vanzelf heel droevig werd en bijna ging huilen. Eigenlijk was dat de strategie die Amerikaanse acteurs in diezelfde tijd ontwikkelden, method acting.

Ik ben geboren op 10 mei 1948 en dus bereikte ik vorige week de leeftijd van 65 jaar. In Nederland betekent dat automatisch dat je door je werkgever ontslagen wordt, in elk geval als die werkgever de universiteit is. Een kras staaltje van wettelijk bekrachtigde leeftijdsdiscriminatie, ageism. Per 1 mei stond ik op straat. En dus besloot ik om op de eerste de beste zaterdag van mijn gepensioneerde staat te gaan genieten door een wandeling te maken in mijn geliefde Zuid-Limburg. Ik nam op die zonnige vierde mei 2013 de trein van acht over acht naar Maastricht, liep wel zeven uur lang te dwalen door de bloeiende boomgaarden en de uitlopende bossen tussen Vaals, Vijlen en Epen en ik arriveerde tamelijk uitgeput in Maastricht, waar ik de intercity naar Amsterdam nam van twee minuten voor half zeven. Toen de trein nog stilstond op het perron van Maastricht berichtte de conducteur via de intercom dat we iets later dan gepland in Amsterdam zouden arriveren, vanwege de dodenherdenking. De trein zou tot stilstand worden gebracht even boven ’s Hertogenbos en daar zouden de reizigers dan twee minuten de tijd krijgen om de gevallenen te herdenken. Ik voelde me een beetje schuldig dat ik door mijn wandeling de dodenherdenking dreigde te negeren en ik vond het prettig dat de NS me nu toch de twee minuten stilte gunde.

Maar toen de trein inderdaad vlak na station Den Bosch stopte rond drie minuten voor acht en de hele coupé wel vijf minuten lang stil bleef, was er iets niet in orde. Als je naar de jaarlijkse dodenherdenking op de Amsterdamse Apollolaan gaat, dan sta je tussen allemaal mensen die daar speciaal zijn gekomen om samen terug te denken aan die verschrikkelijke oorlog. Maar in deze trein zat ik temidden van mensen die voor een deel helemaal geen boodschap hadden aan die oorlog. Een Marokkaans stelletje tegenover me kreeg er tussen Eindhoven en Den Bosch bijna ruzie over. Op een gegeven moment bitchte het meisje tegen haar vriendje: ah joh, weet je wat, ga jij dan maar lekker denken aan hoe oma is doodgegaan. Dat advies herinnerde me aan mijn kinder-strategie.

Omringd door mensen die ik niet kende, mensen die vooral vreesden om hun aansluiting in Amsterdam te zullen missen, werd ik nu in deze rauw afgedwongen stilte verplicht om aan de oorlog denken. Ik piekerde een beetje recalcitrant over hoe de NS haar joodse reizigers in 1942 keurig op schema naar Westerbork had vervoerd en ons daarom nu vertraagd liet aankomen in Amsterdam. Er leek een zucht van verlichting door de coupé te gaan toen de trein zich weer in beweging zette. Maar twee mannen van rond de dertig bleken zich in die stilte heel erg kwaad te hebben gemaakt en ze schreeuwden dwars door de coupé naar reizigers die ik niet kon zien: een beetje respect, ja, kunnen jullie godverdomme geen twee minuten een beetje respect tonen, wat zijn jullie voor een klootzakken, zeg, niet te geloven. Kennelijk hadden enkele mensen achter mij toch zachtjes doorgepraat, hoewel ik dat zelf niet had kunnen zien of horen. Maar ja, ik ben dan ook een bejaarde man met een slecht gehoor. Ik ben immers geboren op 10 mei 1948, slechts drie jaar na de bevrijding, geboren onder de slagschaduw van de oorlog, iets duisters dat deel is geworden van wie ik ben, van wat ik voel. Vanaf mijn zevende verjaardag weet ik het zeker: het is hier niet pluis.

‘Twee minuten stilte’. Column, uitgesproken in het programma Swammerdam op het radiostation AmsterdamFM op 19 mei 2013